Review of Novum testamentum graece

Novum Testamentum Graece. Praesertim in usum studiosorum recognovit et brevibus annotationibus instruxit J.M.S. Baljon. Volumen primum, continens Evangelia Matthaei, Marci, Lucae et Joannis. Gron. apud J.B. Wolters 1898.


292 Prof. Baljon, bekend om zijne eerbied afdwingende werkkracht, heeft thans de moeilijke taak op zich genomen, om eene tekstcritische uitgave te bezorgen van het Nieuwe Testament met korte aanteekeningen. Te rade gaande met zijn ambtgenoot, Prof. van Herwerden, oordeelde hij, 293 dat aan zulk eene uitgave, vooral voor de studenten, behoefte bestond.

De uitgave van Tischendorf en ook die van Westcott-Hort voldeed hem niet. Ten eerste toch was hij van meening, dat het kritisch apparaat van Tischendorf te overladen was en dat het toch ook aan de andere zijde niet geheel ontbreken mocht, gelijk bij de uitgave van de Engelsche tekstcritici.

En ten andere erkent hij wel, aan Tischendorf en aan Westcott-Hort veel verschuldigd te zijn. Maar eerstgenoemde schreef toch naar het oordeel van Prof. Baljon te veel gezag aan den codex Sinaiticus toe. En laatstgenoemden volgden zijns inziens al te slaafsch den codex Vaticanus, al is het, dat hij in dezen nog beter met Westcott-Hort dan met Tischendorf zich vereenigen kan.

Prof. Baljon wil daarom tot op zekere hoogte een eigen weg bewandelen. Hij legt ten grondslag den codex Vaticanus maar verwaarloost daarbij toch andere lezingen niet. Bij verschil geeft hij aan die lezing de voorkeur, welke het meest past in het verband en het best overeenstemt met den stijl der heilige schrijvers. Enkele malen, als geen enkele lezing bevredigde, neemt hij eene conjectuur op of stelt er zelf eene voor.

Naar deze regelen gaf Prof. Baljon het eerste deel van zijn Novum Testamentum Graece uit, dat de Evangeliën van Mattheus, Marcus, Lukas en Johannes bevat. Aan den tekst gaat een opgave van de codices, vertalingen en kerkelijke schrijvers vooraf, die bij de vaststelling in aanmerking komen. Onder den tekst zijn aanteekeningen geplaatst, die het overtollige vermijden en toch een voldoend overzicht geven van het kritisch apparaat.

De lezer is dus niet gebonden aan het oordeel van Prof. 294 Baljon maar kan zelf er zich rekenschap van geven, welke lezing de voorkeur verdient.

Zoolang de tekstkritiek van het N. Testament nog zoo in het onzekere verkeert als thans het geval is, zelfs ten aanzien van den codex, die tot grondslag dienen moet, is dit bepaald noodig. Er moet nog veel te veel studie aan de zuivering en classificeering van de codices enz. zelve geschieden, dan dat van eene kritische uitgave van het N. Test., die meer wil zijn dan eene proeve naast andere, sprake kan zijn. Vooral het opnemen van eene conjectuur in den tekst, tenzij dan in eenige uit den aard der zaak hoogst zeldzame gevallen, waarin er geen twijfel mogelijk is en de lezing voor ieder evident is, is daarom ook niet aan te bevelen.

In dien zin echter, waarin deze uitgave van Prof. Baljon ook zeker door hem zelven is bedoeld, als een poging met en naast andere, om tot den juisten tekst van het N. Test. te geraken, heeft zij op waardeering en aanbeveling aanspraak.

De letter, waarmede tekst en aanteekeningen zijn gedrukt, is wel klein maar helder en duidelijk; het formaat is handig; het papier is goed. Het werk doet in dit opzicht den bekenden Uitgever Wolters te Groningen alle eer aan.






Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept