Gereformeerde Dogmatiek, 2e druk. |
28. De indeling, welke Lombardus in de Middeleeuwen koos, herinnert weer aan die van Origenes, Theodoretus en Damascenus. Zijn Sententiae zijn in vier boeken verdeeld. De eerste drie handelen over res, het laatste handelt over signa. Heel de inhoud der openbaring bestaat toch uit deze twee, res en signa. De res zijn weer onderscheiden; sommige kunnen alleen genoten worden, zoals de goddelijke drieëenheid; andere alleen gebruikt, zoals de geschapen dingen; andere zowel genoten als gebruikt, zoals de deugden. Naar deze orde handelt het eerste boek der Sententiae over het mysterium trinitatis; het tweede de rerum corporalium et spiritualium creatione et formatione: schepping, engelen, het hexaemeron, de mens, de val, de zonde; het derde de incarnatione verbi: de persoon en het werk van Christus, het geloof, de hoop, de liefde, de 4 hoofddeugden en andere ethische onderwerpen; het vierde boek, de sacramentis, bevat de leer over de zeven sacramenten, de opstanding, het gericht, de hemel en de hel. Er is hier reeds merkbare vooruitgang te bespeuren: de onderwerpen zijn niet alleen beter gegroepeerd en begrensd, maar het geheel is ook in vier delen gesplitst, elk met een eigen onderscheiden object; de ethische stof is niet als bij Theodoretus aan het slot toegevoegd maar in de dogmatiek zelf opgenomen; de sacramenten, vroeger slechts even besproken, worden breedvoerig behandeld; daarentegen laat de rangschikking veelszins te wensen over en komen verschillende onderwerpen zooals Schrift, kerk, en vooral ook de soteriologische bijna in het geheel niet ter sprake. De meeste scholastici sloten zich bij dit werk van Lombardus aan en schreven er commentaren op. Sommigen brachten in de ordening der stof gelukkige verbeteringen aan. Thomas ontwikkelt bijv. in de proloog voor zijn commentaar op de Sententiae op schone wijze, dat eerst God, en daarna zijn werken: schepping, herstelling en volmaking de onderwerpen der 4 boeken zijn. Maar een ereplaats wordt ook uit formeel oogpunt ingenomen door het Breviloquium van Bonaventura1. Vooreerst laat Bonaventura een proloog aan zijn werk voorafgaan en geeft daarin in 7 paragrafen een schoon overzicht van de leer der Schrift, vooral van haar inhoud, die hij in haar lengte en breedte, diepte en hoogte in het kort ontvouwt. En daarna geeft hij in 7 delen ons een schets der geloofswaarheid; deel 1 handelt de trinitate, deel 2 de creatura mundi, deel 3 de corruptela peccati, deel 4 de incarnatione verbi, deel 5 de gratia Spiritus Sancti, deel 6 de medicina sacramentali, en deel 7 de statu finalis judicii. Hier is een vaster methodische gang, een volkomen beheersing der stof, een zuivere begrenzing der onderwerpen, en ook een met bewustheid gekozen indelingsbeginsel: want in deel 1 hdfst. 1 zegt Bonaventura dat, al behandelt de theologie al die zeven onderwerpen, zij toch scientia una is, want God is niet alleen rerum primum principium et exemplar effectivum in creatione, sed etiam refectivum in redemptione et perfectivum in retributione. Geheel anders is de indeling van Thomas in zijn Summa. Dit werk heeft drie delen, de delen zijn verdeeld in quaestiones (vragen), en deze weer in artikelen. Deel I handelt in 119 vragen over God en zijn schepping, vóór en buiten de zonde: God als principium en exemplar van alle dingen. Deel II spreekt over de mens als zijn imago, en valt weer in een prima en secunda uiteen; de prima omvat 114 vragen, begint met het einddoel van de mens, nl. de zaligheid, en ontwikkelt met het oog daarop de leer van de wil, vr. 6-17, de goede en zondige kwaliteit der menselijke daden, hartstochten en hebbelijkheden, vr. 18-54, de deugden in ‘t algemeen, vr. 55-70, de zonden in haar verdeling, zetel, oorzaak en gevolgen, vr. 71-89, vervolgens de uit- en inwendige motieven, die de mens tot het goede aansporen, de wet, het evangelie, de genade en de verdienste, vr. 90-114. De secunda van dit tweede deel handelt dan in 189 vragen over de zonden en deugden in het bijzonder, vooral naar de orde van de drie theologische en de vier cardinale deugden. Nadat alzo het einddoel van de mens is bepaald en zijn deugden en zonden in het licht gesteld zijn, beschrijft Deel III de weg, waarlangs wij tot de zaligheid van het onsterfelijk leven kunnen komen, dat is, Christus en de sacramenten. In 90 vragen worden de persoon en het werk van Christus en dan het sacramentsbegrip, de doop, confirmatie, eucharistie en penitentia beschreven. Hier eindigt het werk van Thomas; hij liet het bij zijn dood onvoltooid achter. Het supplementum, dat er uit zijn andere geschriften aan toegevoegd is, bevat 99 vragen, zet de sacramenten voort, en behandelt in vr. 69-99 de toestand van de ziel na de dood, de opstanding, het oordeel, de zaligheid en verdoemenis. Een appendix spreekt in 3 vragen nog over het vagevuur. De indeling van Thomas wijkt van die van Bonaventura niet alleen af, maar schiet daarbij ook in veel opzichten tekort. Wel wordt in Deel I vr. 1, een breedvoerige ontwikkeling gegeven van het wezen der theologie, maar daartegenover blijft de leer der Schrift geheel onbesproken. Voorts springt Thomas bij het begin van het tweede deel in eens naar het einddoel van het menselijk leven over, en wordt daardoor gedwongen, om dikwijls te anticiperen op wat eerst later behandeld kan worden. De Christelijke deugden, het evangelie, de wet, de genade, welke Thomas in dit tweede deel opneemt, veronderstellen de persoon en het werk van Christus. De indeling van Thomas hangt reeds samen met de Roomse leer van de ordo supernaturalis, waartoe de mens verheven moet worden. Nadat het eerste deel over God gehandeld heeft, spreekt het tweede deel over de mens, die als beeld Gods voor de gratia supernaturalis is bestemd maar deze niet bereiken kan, en het derde wijst dan in de persoon van Christus en de sacramenten de weg aan, waarlangs de mens tot deze zijn bestemming geraken kan. God, mens, Christus zijn dus de onderwerpen der drie delen2. Eindelijk is ook de quaestionarische vorm van behandeling niet zonder bedenking3. Thomas stelt elke geloofswaarheid in de vorm van een vraag, en brengt te berde, al wat er door de tegenstanders tegen ingebracht is. Met een beroep op een of andere autoriteit, Schrift, kerkvaders, Aristoteles, bewijst hij echter de waarheid van het gevraagde en maakt de conclusie op. Deze wordt dan toegelicht en eindelijk tegen de ingebrachte bezwaren verdedigd. 1 Hollenberg, Bonaventura als Dogmaticus, Th. Stud. u. Krit. 1868. 2 Werner, Der h. Thomas v. Aq., Regensburg. 1858 I 801 f.; Kleutgen, Theol. der Vorzeit, 2e Aufl. V 60-70; Kling, Descriptio Summae theol. Th. Aq., Bonn 1846. 3 Pierson, Studiën over Joh. Calvijn, I 228 v. |
Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl