Gereformeerde Dogmatiek, 2e druk.

37. Lijnrecht tegenover de onderschatting, waarover de dogmengeschiedenis en het dogma zich bij Harnack te beklagen heeft, staat de overschatting, welke haar van Roomse zijde ten deel valt. Bij Rome is het dogma, wat zijn materiële inhoud aangaat, dat is de geopenbaarde waarheid, niet alleen volledig in Schrift en traditie vervat; maar ook de interpretatie daarvan in het formeel door de kerk, of liever door de paus ex cathedra afgekondigde dogma is met onfeilbaar gezag bekleed. Nu is de Roomse kerk nog niet zover voortgeschreden, dat zij beide, de Goddelijke waarheid en de kerkelijke interpretatie, met elkaar vereenzelvigen durft. Er bestaat nog altijd tweeërlei onderscheid. Ten eerste ontvangt de kerk geen nieuwe openbaringen; de paus heeft alleen interpretatieve macht, hij kan en mag alleen als dogma afkondigen, wat materieel in Schrift en traditie ten allen tijde begrepen lag. En ten tweede is de paus bij de afkondiging van dogmata niet, gelijk de profeten en apostelent de inspiratie, maar alleen een bijzondere assistentie van de H. Geest deelachtig, zodat het afgekondigde dogma niet in letterlijken zin Gods woord is maar dit alleen zakelijk bevat1. Desniettemin streeft de onfeilbaarheid van de paus die van de Schrift en de traditie opzij; de concurrentie kan slechts daarmee eindigen, dat de eerste de laatste hoe langer hoe meer in de hoek dringt of althans slechts in naam laat bestaan. De paus verklaart niet alleen, wat, maar hij beslist ook, dat iets de inhoud van de openbaring is; en aan de gelovigen is alle recht van vragen en oordelen ontzegd. Dit werkt een de Christenen onwaardige lijdelijkheid in de hand, en voedt ook ongemerkt de zucht, om de Schrift ten bate van de kerk te degraderen. In de Roomse theologie, zoals zij zich na de Hervorming ontwikkeld heeft, komt dit telkens voor de dag; de instemming, welke de moderne kritiek bij vele Roomse theologen vindt, legt daarvan een veelzeggend getuigenis af; en het sterkste bewijs is daarvan onlangs door Alfred Loisy geleverd2. Op handige wijze heeft deze abt van de onfeilbaarheid van de kerk gebruik gemaakt, om de moderne opvatting van de leer van Jezus met de Roomse orthodoxie te verenigen. Zijn voorstelling van het oorspronkelijk Evangelie komt vrij wel met die van Harnack overeen. Maar dat oorspronkelijk Christendom, dat uit enkele eenvoudige elementen bestond, is bij Loisy een zaad, dat in de Roomse kerk en bepaaldelijk dan ook in het Roomse dogma zijn normale ontwikkeling heeft ontvangen, een principe, dat in de kerk zuiver is belichaamd, een tekst, waarvan de kerk een onfeilbaar commentaar heeft geleverd. Maar deze beschouwing ondermijnt beide, de Schrift en het dogma. Want als Jezus niet waarachtig God is, niet ontvangen is van de H. Geest, niet opgestaan is en ten hemel gevaren, als m.a.w. het dogma niet zakelijk in het oorspronkelijk Evangelie besloten ligt, heeft geen kerk de bevoegdheid of het recht, om het als Goddelijke waarheid af te kondigen en aan de conscientiën van de mensen, aan te bevelen. Er is alleen een dogmengeschiedenis en een dogma, als er een openbaring is, welke daarvoor de stof biedt. Het oordeel, door het Franse episcopaat over Loisy en zijn geschriften uitgesproken, bewijst, dat ook Rome heden ten dage nog dit standpunt inneemt. Maar het blijft niettemin voor het dilemma staan, om de Schrift aan het dogma of het dogma aan de Schrift te onderwerpen.

De Reformatie is van de beginne aan tegen deze onderoverschatting van de historie op haar hoede geweest. Weliswaar heeft ze bij haar optreden harde woorden tegen de Aristotelische filosofie en de Middeleeuwse scholastiek gesproken. Maar in beginsel kwam zij niet tegen alle, maar alleen tegen de valse, verbasterde traditie in verzet. Zij aanvaardde het apostolisch symbool en de belijdenis van de eerste vier conciliën, zij deed winst met de theologie van de kerkvaders, vooral van Augustinus; maar zij is, ook in haar beoordeling van de traditie, tot het standpunt van de H. Schrift teruggekeerd. Geen traditie, dan die uit de Schrift was voortgevloeid en door haar genormeerd bleef. Er is een leiding van de gelovigen en van heel de Christelijke kerk door de Heilige Geest; maar deze leiding is van die, waarin de apostelen deelden, wezenlijk onderscheiden, Rom.8:14 vergel. met Joh. 16:13 ; zij mist het karakter van de onfeilbaarheid en heeft in het woord van de apostelen haar blijvende norma, want de H. Geest neemt alles uit Christus en past allengs zijn wijsheid, gerechtigheid en heiligheid in de gemeente toe. Mutatis mutandis gaat het in de theologie als in de andere wetenschappen toe. Haar object is gegeven in natuur of geschiedenis; alle wetenschappen is het ten slotte te doen, om de onfeilbare gedachten Gods te verstaan, welke Hij in de werken van zijn handen belichaamd heeft. Zo is ook voor de theologie, bepaaldelijk voor de dogmatiek, de stof en de inhoud gegeven, in de H. Schrift. En de kerk wordt zó door de H. Geest geleid, dat zij die inhoud langzamerhand in haar bewustzijn opneemt en in haar eigen taal weergeeft; De interpretatie; formulering en systematisering van de Goddelijke openbaring gaat dus langzaam en niet zonder velerlei afdwaling ter rechter- en ter linkerzijde voort. Maar zij gaat voort; de leiding van de H. Geest is daar waarborg voor. Hij rust niet, voordat Hij de volheid van Christus, ook de volheid van zijn waarheid en wijsheid in de gemeente heeft doen wonen en deze vervuld heeft tot al de volheid Gods. Gelijk er dus eenheid is en continuïteit in de ontwikkeling van iedere wetenschap, zo is dat ook het geval in de theologie en in de dogmatiek. Ook deze hebben een geschiedenis. Niet alleen in die zin, dat de stof en inhoud langzamerhand, in een verloop van eeuwen, door God werd geopenbaard; noch slechts zo, dat de verschillende waarheden door de kerk langzamerhand duidelijker geformuleerd en in het leven toegepast zijn; maar ook nog in dit opzicht; dat het wetenschappelijk bewustzijn hoe langer hoe meer een helder inzicht kreeg in het organisme en systeem van de geopenbaarde waarheid. Ook het wetenschappelijk karakter van theologie en dogmatiek heeft een geschiedenis doorlopen. Tussen geschiedenis van het dogma en geschiedenis van de dogmatiek is daarom ook onderscheid. Ook al wordt dit in deze paragraaf om praktische redenen niet streng in het oog gehouden, het bestaat toch en dient als zodanig te worden erkend.

1 Conc. Vatic. IV c. 3. 4. Schwane, Dogmengeschichte I par. 1-3.

2 A. Loisy, Evangelium und Kirche, München 1904. Id. Autour d’un petit livre, Paris Picard 1903.

Bavinck, Herman. Gereformeerde dogmatiek. Deel 3. 2e druk. Kampen: J. H. Kok, 1910. (revised) [487]




Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept