Gereformeerde Dogmatiek, 2e druk. |
405. De Gereformeerden stonden met hun leer van de particuliere voldoening dus vrijwel alleen. En daarbij kwam nog, dat zij onderling volstrekt niet eenstemmig waren en langzamerhand steeds verder van elkaar afweken. Verschillende belijdenissen spreken gematigd en algemeen1; de Anglikaanse confessie zwijgt ervan; de Heidelbergse Catechismus spreekt ze niet rechtstreeks uit, al is het antwoord op vr. 37 ten onrechte als een bewijs voor de algemeen voldoening aangehaald2; de Franse, Nederlandse en Schotse belijdenis leren haar niet dan per consequentiam. In de leerregels van Dordrecht wordt ze duidelijk en beslist beleden, maar tevens verklaard, dat de offerande van Christus was infiniti valoris et pretii, abunde sufficiens ad totius mundi peccata expianda, van oneindige kracht en waardigheid, overvloedig genoegzaam tot verzoening van de zonden van de hele wereld; en voorts komt zij ook nog voor in de Westminster confessie, in de Catech. major en minor, in de Consensus Helveticus3, en in de Walcherse artikelen van 1693. Ook onder de theologen was er geen volle eenstemmigheid. Sommigen meenden, dat het wel goed was te zeggen, dat Christus’ offerande voor alle mensen voldoende was geweest, indien God haar voor allen efficax had willen maken; maar dat het toch minder juist was te zeggen, dat zij voldoende was voor allen, want indien Christus niet efficaciter voor allen gestorven was, dan was Hij het ook niet sufficiënter; en indien men zich dan toch zo uitdrukte, gaf men aanleiding tot misverstand en bereidde de gevaarlijke onderscheiding voor van voluntas antecedens en consequens, van gratia sufficiens en efficax4. Anderen spraken echter met Augustinus en de scholastici zo, dat Christus sufficiënter voor allen, efficaciter alleen voor de uitverkorenen gestorven was en voldaan had5. Op de Dordse synode spraken de buitenlandse afgevaardigden over de dignitas en sufficientia van Christus’ offerande zo ruim mogelijk; de Engelse godgeleerden zeiden zelfs, dat Christus in zekere zin voor allen gestorven was; sic Christus pro omnibus mortuus est, ut omnes et singuli, mediante fide, possint virtute antilutrou huius remissionem peccatorum et vitall aeternam consequi6. In Engeland was er tegenover de streng-gereformeerde school van Twissus, Rutherford, Gillespie, Goodwin ea. een meer gematigde richting, vertegenwoordigd door Davenant, Calamy, Arrowsmith, Seaman enz., en vooral door Richard Baxter7. Hun gevoelen kwam zakelijk geheel overeen met dat van de Franse theologen Camero, Testardus, Amyraldus enz.; er was een voorafgaand besluit, waarnaar Christus voor allen conditioneel, onder voorwaarde van geloof, had voldaan, en een ander volgend bijzonder besluit, waarnaar Hij voor de uitverkorenen zó had voldaan, dat Hij hun indertijd ook het geloof schenkt en hen onfeilbaar tot de zaligheid leidt8. In de Schotse kerk kwam de leer van de particuliere voldoening in verband met het algemeen aanbod van de genade herhaaldelijk ter sprake; zij was zelfs mede een van de oorzaken voor de scheiding van de Erskine’s in 1733. Om de neonomiaanse richting te ontgaan, die het geloof tot een wettische voorwaarde maakte en het Evangelie daarom alleen bestemd liet zijn voor bepaalde, gekwalificeerde personen, leerden de zogenaamde Marrowmen, James Hog, Thomas Boston, Ralph en Ebenezer Erskine, Alexander Moncrieff enz.9, dat Christus’ offerande een legal, federal sufficiency bezat voor alle mensen, en grondden daarop het algemeen aanbod van genade. Zij verdedigden daarom de stelling, dat ieder mag geloven in Christus, want God gaf Hem aan de wereld in haar geheel. Aan ieder mag gepredikt worden, dat er goede tijding voor hem is, dat Christ is dead for him. En deze uitdrukking werd onderscheiden van deze andere, dat Christ died for him. Dit laatste kan en mag men niet zeggen, omdat men het niet weet. Maar wel mag men aan ieder verkondigen, dat Christus is dead for him, dat is, dat a Saviour is provided for him, there is a crucified Christ for him. En men beriep zich voor dit algemeen aanbod van de genade op Matt. 22:14, 28:19, Joh. 3:16 enz. Principal Hadow van St. Andrews trad heftig tegen deze Marrow-men op, maar Boston en de zijnen hielden stand en trachtten het probleem van a definite atonement en a universal call op de genoemde wijze te verzoenen. Anderen konden zich echter in deze bemiddeling niet vinden en gingen onderscheid maken tussen een algemene en een bijzondere genade in het Evangelie, tussen een uitwendig en een inwendig verbond. Van James Fraser of Brea, die reeds in 1698 gestorven was, verscheen in 1722 en 1749 in twee stukken een verhandeling On justifying faith, welke Amyraldistisch was, en door Thomas Mair, een van de predikanten van de Antiburgers, aanbevolen werd. Thomas Mair werd wel in 1757 afgezet, en Adam Gib schreef een tractaat, dat als de beste Engelse bestrijding van het Amyraldisme geroemd werd. Maar de stroom van de tijd ging de brede kant uit, soms werd zelfs heel de leer van de voldoening bestreden10. In de vorige eeuw werd de uitgestrektheid van de voldoening opnieuw het onderwerp van een langdurige strijd. In 1820 gaf de United Associate Synod of the Secession Church een verklaring, waarbij de algemeen voldoening veroordeeld, maar tevens geleerd werd, dat Christus’ offerande voor allen voldoende was en allen gebracht had in een “salvable state”. Zowel ter rechter als ter linkerzijde vond deze verklaring bezwaar. Sommigen ontkenden, dat allen recht hadden op Christus en bestreden de algemene voldoening in elke zin, zo bijv. Palaemon in zijn Letters upon Theron and Aspasio, Symington, Haldane; anderen deden zich kennen als besliste voorstanders van de algemeen voldoening, zoals William Pringle, John Mc. Leod Campbell, James Morison, Robert Morison, A. C. Rutherford, John Guthrie. Mc Leod Campbell was predikant te Row, en werd om zijn afwijkende gevoelens in 1831 door de synode veroordeeld en afgezet. Hij leerde nl., dat God loves every child of Adam with a love, the measure of which is to be seen in the agonies of Christ, en: the person who knows that Christ died for every child of Adam is the person who is in the condition to say to every human being: let there be peace with you, peace between you and your God. Hij meende, dat de Schrift zo duidelijk mogelijk leert, dat Christ died for all men, that the propitiation which He made for sin was for all the sins of all mankind, en voerde daar ook een paar eigenaardige argumenten voor aan. Ten eerste merkte hij op, dat Christus aan de hele wet van God volmaakt gehoorzaam was geweest, ook dus aan het gebod, om de naaste lief te hebben als zichzelf; nu heeft Christus zelf ons geleerd, wie onze naaste is, niet een bepaald volksgenoot, maar de mens in het algemeen, die onze liefde behoeft; en zo heeft Christus op volmaakte wijze de naaste liefgehad, niet alleen met woorden maar ook met de daad, in zijn leven en in zijn sterven. Ten tweede heeft de Vader al het oordeel aan de Zoon gegeven, omdat Hij des mensen Zoon is; zijn rechterschap rust dus op zijn middelaarschap; als Christus dus rechter over alle mensen zal zijn, dan moet zijn middelaarswerk ook tot allen uitgebreid zijn. En ten derde scheen hem de loochening van de algemeenheid van de voldoening een ontkenning van Gods liefde en genade toe. Maar daarbij moest hij het middelaarswerk natuurlijk toch weer innerlijk verzwakken, want als dit daarin bestond, dat Christus voor allen iets verworven had, dan kwam dit feitelijk neer op a salvable state, een state of pardonableness, in which the atoning death of Christ has necessarily und unconditionally placed every sinner of mankind. Na zijn afzetting ging Campbell echter met prediken voort; hij werd later zelfs bij velen in zijn eer hersteld, ontving in 1868 van de universiteit te Glasgow de graad van D. D. en oefende door zijn reeds vroeger aangehaalde werk over The nature of the atonement, een grote invloed uit. Ook werd james Morison, predikant van de United Secession Church te Kilmarnock in 1841 om zijn leer van de algemene verzoening veroordeeld en afgezet, tengevolge waarvan de Morisonian Church ontstond, die in 1897 met de Independenten verenigd werd. Eindelijk werden ook de beide professoren Balmer en Brown door Marshall aangeklaagd, maar door de synode in 1845 vrijgesproken11. Sedert die tijd kwam er een sterke reactie tegen de Gereformeerde leer, en thans wordt de toestand aldus beschreven: in point of fact, the Calvinistic limitation is little heard of now in Great Britain, except among some of the Evangelicals in the Church of England and some of the Baptists. And few would now rank it as a burning question. The controversy has gone to sleep12. En zo is het allengs in alle landen gegaan. De leer van de bijzondere voldoening werd eerst in de geest van Grotius of Amyraldus verzwakt, daarna geheel verworpen; in Engeland door Daniël Whitby, tegen wie Jonathan Edwards optrad13; in Amerika door de Edwardean of New-England theologen, Bellamy, Hopkins, Emmons enz14; in Duitsland door P. Volckmann ea.15; hier te lande door Venema16. Thans is ze zo goed als algemeen prijsgegeven17 en vindt ze nog slechts bij enkelen verdediging18. Alleen ontving zij in de laatste tijd weer enige steun van Ritschl, volgens wie het correlaat van Christus’ offerande niet is de enkele mens noch ook alle mensen, hoofd voor hoofd, maar bepaaldelijk de gemeente; deze is alleen in het bezit van de rechtvaardiging en vol van vergeving van de zonden, zij wordt in de Schrift altijd voorgesteld als het voorwerp van de werkingen, welke er van Christus uitgaan19. 1 Bijv. de Repet. Anhalt. bij Niemeyer. Collectio Conf. in eccl. reform. bl. 635. 639. Conf. Sigism., is. bl. 650. 651. Lips., ib. bl. 662. Thorun., ib. bl. 674. K. Müller, Die Bekenntnisschriften der ref. K., neemt hiervan alleen de Conf. Sigismundi op, bl. 835 v. 2 Verg. M. Vitringa, Doctr. VI 136. 3 K. Müller, Die Bekenntnisschriften usw. bl. 560. 562. 563. 619. 644. 865. 4 Aldus Beza, Piscator, Twissus, Voetius en anderen, zie Voetius, Disp. II 251 v. M. Vitringa, Doctr. VII31. Cunningham, Historical Theology. Edinburgh 1864 II 332. 5 Calvijn op 1 Joh. 2:2. H. Alting, Probl. theol. bl. 174. Maresius, Syst. theol. X 31. Turretinus, Theol. El. XIV qu. 14, Mastricht, Theol. V 18. 21- 39. De Moor, Comm. III 1035-1075. 6 Acta Syn. nat. 1620. Judicia bl. 79. 7 Richard Baxter 1615-1691 gaf uit: Universal redemption of mankind bij the Lord Jezus Christ, en droeg daardoor veel bij tot het invoeren van het Amyraldisme in Engeland. Zijn tijdgenoot, Isaäc Barrow 1630-1677, schrijver van The doctrine of universal redemption asserted and explained, was het Arminianisme toegedaan, Cunningham, t.a.p. II 328. Men bracht tegen hun hypothetisch universalisme o.a. dit bezwaar in, dat, als Christus voor allen stierf op conditie van geloof, Hij dan niet gestorven kan zijn voor kinderen, die nooit actu geloven kunnen, cf. Warfield, Presb. and Ref. Review April 1901 bl. 273-277. 8 Verg. Deel II; Hoofdstuk 4; Par. 33 De raad Gods; 239. M. Vitringa, Doctr. VI 138 v. 9 Verg. Deel I; Inleiding; Par. 5 Geschiedenis en Literatuur van de Dogmatiek; F 57, en voorts nog een artikel over de Marrow controversy in Princeton Theol. Review July 1906, bepaaldelijk bladz. 331-335 10 Dr. M. Gill, Practical essay on the death of Christ. 1786. 11 Zie Cunningham, Hist. Theol. II 323 v. Walker, The Theology and Theologians of Scotland 2 1888 bl. 79 v. Andrew Robertson, History of the atonement controversy in connexion with the secession church from its origin to the present time. Edinburgh 1846. H. F. Henderson, The religious controverversies of Scotland. Edinburgh 1905. 12 Mackintosh, art. Universalism in Hastings, Dict. of Christ. II 785. 13 Ridderbos, De Theol. van Jon. Edwards bl. 9. 59 v. 14 Ridderbos, t.a.p. bl. 321 v. 15 Gass, art. Barckhausen und die allgemeine Gnade in PRE 2 II 94 v. 16 M. Vitringa, Doctr. VI 144. Ypey, Gesch. d. Chr. Kerk in de 18e eeuw VII 133 v. 17 Ook door Van Oosterzee, Chr. Dogm. par. 111, 6. Doedes, Leer der Zaligheid no.66. Id., Heidelb. Catech. bl. 176. Ebrard, Dogm. par. 430 enz. 18 Ch. Hodge, Syst. Theol. II 544-562. A. A. Hodge, The atonement bl. 347-429. Shedd, Dogm. Theol. II 464-480. W. Cunningkam, Hist. Theol. II 323-370. R. S. Candlish, The atonement, its reality, completeness and extent. London 1861. Hugh Martin, The atonement. Edinburgh z. j. Kuyper, Dat de genade particulier is. Uit het Woord 1884. 19 Ritschl, Rechtf. u. Vers. I2 47-67. 205 v. 305 v. II 2 216 v. III 2 103 v. Bavinck, Herman. Gereformeerde dogmatiek. Deel 3. 2e druk. Kampen: J. H. Kok, 1910. (revised) [487] |
Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl