Gereformeerde Dogmatiek, 2e druk.

60. De Gereformeerde theologie in Amerika toonde van huis uit zeer onderscheidene vormen1. Allerlei kerken werden uit Engeland en het vasteland van Europa successief in Amerika en Canada overgeplant. De Episcopaalse kerk is de oudste en rijkste en dagtekent al van de immigratie in Virginia in 1607. De Dutch Reformed Church is er gevestigd sedert de ontdekking van den Hudson en van Manhattan Island 1609. De Independenten of Congregationalisten landden het eerst te Plymouth 1620. De Kwakers werden door William Penn in 1680 naar Pennsylvanië geleid. De Baptisten kregen vaste voet in Amerika op Rhode Island door Roger Williams 1639. De Methodisten vonden er ingang door Wesley 1735 en Whitefield 1738. De Duitse kerken, zowel de Lutherse als de Gereformeerde werden er gevestigd sedert het midden van de achttiende eeuw. De Presbyteriaanse kerken zijn er in verschillende groepen verdeeld. Bijna al deze kerken en richtingen in de kerken waren van Calvinistischen oorsprong. Van alle godsdienstige bewegingen is het Calvinisme in Amerika de krachtigste geweest. Het is niet tot een of andere kerk beperkt, maar is onder allerlei wijziging het bezielend element in de Congregat. Bapt. Presbyt. Holl. en Duits Geref. kerken enz. Van alle kanten werd het in Amerika gebracht, uit Engeland, Schotland, Frankrijk, Holland, Duitsland. Het vormde het karakter van New-England gedurende de koloniale periode 1620-1776. Er moet echter onderscheiden worden tussen het Puriteinse Calvinisme, dat vooral uit Engeland kwam en in New-England ingang vond, en het Presbyteriaanse Calvinisme, dat van uit Schotland in de Zuidelijke, Midden en Westelijke Staten werd ingevoerd. Beide vormen van Calvinisme hadden tot basis de Westminster confessie van 1647, maar in beide kwam ook weldra een strijd tussen een oude en een nieuwe school. De eerste en voornaamste theoloog van New-England was Jonathan Edwards 1703-1758, die diepe metafysische denkkracht met een ernstige vroomheid verbond2. In 1734, nog vóór de komst van Wesley in Amerika, had er in zijn gemeente te Northampton een merkwaardige opwekking plaats; en later heeft hij met zijn vriend Whitefield dergelijke revivals meermalen geleid en verdedigd. Theologisch voerde hij de strijd vooral tegen het Arminianisme, dat door de geschriften van Daniel Whitby and John Taylor in New-England doordrong. Hij trachtte het Calvinisme door zijn metafysische en ethische speculaties te versterken, maar heeft het toch feitelijk door de reeds bij Cameron voorkomende onderscheiding van natuurlijke en zedelijke onmacht en door een eigenaardige theorie over wilsvrijheid, erfzonde en deugd verzwakt. Zo werd hij de vader van de Edwardianen, New-Theology Men, New-Lights, zoals ze genoemd worden, die wel de Calvinistische leer van Gods soevereiniteit en uitverkiezing handhaafden, maar daarmee verenigden de verwerping van de erfschuld en de algemeenheid van de verzoening, evenals de Saumursche theologen dat in Frankrijk deden. Zijn zoon Jonathan Edwards 1745-1801 droeg in de leer van de voldoening in ‘t wezen van de zaak de theorie van Grotius voor. Samuël Hopkins, leerling van Edwards 1721-1803, wiens werken in 1852 te Boston door Prof. Park van Andover werden uitgegeven, schreef een systeem van de Godgeleerdheid, waarin hij het stelsel van Edwards teruggaf en vooral de belangeloze liefde tot God uitwerkte in de zin van Fénélon en Madame Guyon. Nathaniel Emmons 1745-1840, Works, Boston 1842, was een van de voornaamste verdedigers van het Hopkinsianisme. Bij Timothy Dwight 1752-1817 en Nathaniel W. Taylor 1786-1858 werd het systeem van Edwards in pelagiaanse zin gewijzigd en kreeg het de naam van de “New School”. En het leidde in de nieuwere tijd, aan de theologische School te Andover, gesticht in 1808, onder leiding van Dr. Egbert C. Smyth, hoogl. in kerkhistorie, tot verdediging van een progressieve orthodoxie en tot de leer van the future probation. De Old School in de theologie van New-England was vooral gerepresenteerd door Dr. Bennet Tyler 1783-1858, en Dr. Leonard Woods 1774-1854, die het oude Calvinisme verdedigden. Het Puritanisme heeft echter meer en meer de standaards van Dordrecht en Westminster verlaten. Op de synode van de Congregationalistische kerken in Amerika, te St. Louis 1880, werd een nieuwe confessie van 12 artikelen voorbereid, waarin de kenmerkend Geref. leerstukken zijn weggelaten. Dit nieuwe Statement of doctrine kwam door een commissie van 25 theologen in 1883 tot stand. De beide beroemde predikers, W. E. Channing 1780-1842 en Horace Bushnell van Hartford 1802-1876 verwijderden zich nog verder van het Puritanisme. Channing werd de voornaamste vertegenwoordiger van het Unitarisme in Amerika, en Bushnell vernieuwde de leer van Sabellius over de drieëenheid en vatte de voldoening alleen op als een zedelijke daad.

De theologie in de Presbyteriaanse kerken in Amerika heeft een parallel verloop gehad. Ook hier kwam scheuring niet alleen onder de theologen, tussen de Old Lights en de New Lights, maar ook in de kerken tussen de Synode van Philadelfia en New-York 1741-1758. Een van de eerste theologen was John Dickinson 1688-1747, wiens voornaamste werk een verdediging is van de vijf artikelen tegen de Remonstranten. De Old School vond vooral steun aan het theologisch seminarie te Princeton, dat door de General Assembly in 1812 gesticht werd, en werd daar vertegenwoordigd door Dr. Archibald Alexander 1772-1851, Dr. Charles Hodge 1797-1878, Systematic Theology, London and Edinb. Nelson 1873 3 vol. en diens zoon en opvolger Archibald Alexander Hodge 1823-1886, Outlines of Theology, ed. by W. H. Goold, London, Nelson 1866. Evangelical Theology, ib 1890. De zogenaamde Princeton Theology is in hoofdzaak een reproductie van het Calvinisme van de 17e eeuw, gelijk het neergelegd is in de Westminster confessie en de Consensus Helveticus en vooral uitgewerkt is door F. Turretinus in zijn Theol. Elenctica. Hetzelfde systeem wordt ook voorgestaan door de Zuidelijke theologen James H. Thornwell 1812-1862, Robert. J. Breckinridge 1800-1871 en Robert L. Dabney. Een van de jongste representanten van de Old School, is W. G. T. Shedd, sedert 1890 emeritus professor van Union Seminary te New-York, Dogmatic Theology, 2 vol. New-York, Scribner 1888. Tussen Hodge en Shedd is er echter een merkwaardig onderscheid. De eerste is foederalist en creatianist, de tweede is realist en traducianist. Beide echter stemmen daarin weer overeen, dat ze de verkiezing zeer ruim opvatten en daaronder ook alle jongstervende kinderen opnemen. De New Lights weken van de Oude School af, behalve in het gezag van de algem. synode, de revivals, de unie met de congregationalisten enz. vooral ook inzake de erfschuld en de bijzondere voldoening, waarbij later nog gekomen zijn de inspiratie van de H. Schrift en de eschatologie. Vertegenwoordigers van deze nieuwe richting waren, behalve James Richards 1767-1843, Baxter Dickinson 1794-1876, vooral Albert Barnes 1798-1870, Lyman Beecher 1775-1863 en Thomas H. Skinner 1791-1871, die echter geen van drie een theologisch systeem hebben nagelaten. Barnes en Beecher werden van ketterij aangeklaagd maar vrijgesproken. Toch kwam het tot een scheuring in de kerken in 1837, toen de Oude School de meerderheid in de Algemeen Synode kreeg en vier synoden van de gemeenschap afsneed. In 1869 werden ze echter weer verenigd vooral door de invloed van het Union Theol. Seminary te New-York, gesticht in 1836. Hier werd de dogmatiek gedoceerd door Dr. Henry B. Smith 1815-1877, System of Christian Theology, ed. by W. S. Karr, 4 ed. New-York Armstrong 1890, die tussen Oude en Nieuwe School een bemiddeling zocht in het christocentrische standpunt. Een van zijn leerlingen, Lewis French Stearns, gestorven 1892 schreef een werk over Present day Theology, dat in 1893 te New-York werd uitgegeven en stond daarin al de nieuwere denkbeelden voor over inspiratie, voorzienigheid, kenosis, predestinatie, zaligheid. Een ander hoogleraar in Union Seminary, Dr. Charles Briggs werd in 1892 aangeklaagd van heterodoxie, omdat hij de rede voor bron hield, dwalingen in de Schrift aannam, het Higher Criticism erkende, The Bible, the Church and the reason; Messianic prophecy; Inspiration and inerrancy enz., en werd in 1893 door de General Assembly veroordeeld. Maar Union Seminary, dat vanwege zijn rijke fondsen de steun van de kerken best missen kan, zei het in 1870 vrijwillig aan de kerken geschonken recht van veto bij de benoeming van professoren eenvoudig op en handhaafde de hoogleraar. Enige tijd daarna deed Arthur C. Mc. Giffert in de inaugurele oratie, waarmee hij het professoraat aan Union Seminary aanvaardde en die handelde over Primitive and Catholic Christianity, zich kennen als een aanhanger van de school van Ritschl, wier invloed vooral ook bevorderd wordt door het grote aantal Amerikaanse studenten, dat de Duitse Universiteiten bezoekt.

Tegenover de indringende nieuwere richtingen bieden de universiteiten geen tegenweer, omdat zij of in het geheel geen theologische faculteit bezitten of op deze de “secular” stempel drukken, die de universiteiten over het algemeen in Amerika dragen. En de theologische seminaries zijn, generaal genomen, te zwak, om de invloed van de nieuwere denkbeelden te weerstaan, veel minder om die invloed tegen te gaan; een roemrijke uitzondering maakt echter het seminarie van de Presbyteriaanse kerk te Princeton, dat geheel zelfstandig naast de universiteit aldaar bestaat, aan de confessie van de kerk gebonden is, een uitnemend stel van professoren bezit (Warfield, Vos, Dick Wilson, Green enz.) en in The Princeton Theological Review de Gereformeerde positie met ere handhaaft. Toch dringt de moderne geest ook in de Presbyterian Church North door. De revisie van de Westminster confessie, die jaren lang aan de orde was, kreeg in 1903 haar beslag. Wel werden daarbij in de belijdenis slechts weinig veranderingen aangebracht, maar de toevoegselen en weglatingen, de beide nieuwe hoofdstukken, over de Heilige Geest en over de liefde Gods en de zending, welke opgenomen werden, en het Declaratory Statement, dat enkele valse opvattingen van de Gereformeerde leer weerspreekt, hebben alle kennelijk de bedoeling, om naast het particularisme, dat in de belijdenis geleerd wordt, zeer sterk te doen uitkomen het universalisme van Gods liefde, van de voldoening, van de prediking van het Evangelie en het aanbod van de genade, van het werk van de Heilige Geest en van de zaligheid van alle jongstervende kinderen. De aangebrachte revisie werd dan ook van twee kanten bestreden; enkele Gereformeerden, zoals Dr. R. A. Webb, hoogleraar aan de Theol. School te Clarksville, en Arminianen, zoals Rev. Dr. S. M. Templeton, stemden overeen in de bewering, dat het universalisme van de revisie met het particularisme van de confessie in strijd was3. In elk geval is het opmerkelijk, dat op de algemene synode van de Presbyterian Church North, welke Mei 1905 gehouden werd, dus twee jaren nadat de revisie haar beslag kreeg, de vereniging van die kerk tot stand kwam met de Cumberland Presbyterian Church, welke in 1770 uit de revivals geboren werd en in haar confessie beslist het Arminiaanse standpunt inneemt. De Gereformeerde kerk en theologie verkeert in Amerika dus in een ernstige crisis. De dogmata van de onfeilbaarheid van de H. Schrift, van de triniteit, van de val en de onmacht van de mens, van de bijzondere voldoening, van verkiezing en verwerping, van de eeuwige straf worden heimelijk ontkend of ook open verworpen. Voor het Calvinisme is er de toekomst niet rooskleurig4.

1 Encyclopedia of living divines and christian workers of all denominations in Europe and America. Being a supplement to Schaff-Herzog, Encyclopedia of religious knowledge. Ed. by Reu. Ph. Schaff and Rev. S. Mv Jackson. New-York 1887. Adolf Zahn, Abriss einer Gesch. van de Evang. Kirche in Amerika im 19 Jahrh. Stuttgart 1889. Nippold, Amerik. Kirchengeschichte seit van de Unabhängigkeitserkläruug der Verein. Staten. Berlin 1892. Art. Nord-Amerika in PRE3 XIV 165-174. 784-801. Een schets van de geschiedenis van de Presbyteriaanse theologie wordt gegeven door Prof. Schaff in zijn Theological Propaedeutic, New-York Scribner 1893 bl. 374-405 en in The Independent, New-York vol. 45 n. 2321, 2324, 2329 en 2330.

2 Art. van Dr. Stowe over J. Edwards in PRE3.

3 B. B. Warfield, The Confession of Faith as revised in 1903. Richmond 1904.

4 H. Bavinck, The future of Calvinism, Presb. and Ref. Review, Jan. 1894. Warfield, The latest fase of historical Rationalism 1895. N. M. Stelrens, Calvinism and the theological crisis, Presb. and Ref. Review April 1901.

Bavinck, Herman. Gereformeerde dogmatiek. Deel 4. 2e druk. Kampen: J. H. Kok, 1911. (revised) [497]




Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept