Christelijke vroomheid Christian Piety

 

In de wetenschap der Heilige Godgeleerdheid komt ook eene plaats toe aan de belangwekkende en toch zoo dikwerf verwaarloosde studie van de geschiedenis der Christelijke vroomheid.

Deze vertoont toch niet alleen een eigen karakter in onderscheiding van de vroomheid, welke ook in de Heidensche godsdiensten voorkomt: maar zij treedt ook onder de Christenen onder allerlei vormen op en neemt de meest verschillende gedaanten aan.

Zij draagt een ander karakter bij de Roomschen en een ander bij de Protestanten; zij verschilt bij de Lutherschen en de Gereformeerden; zij vertoont een onderscheiden type bij de verschillende kerken en richtingen, die in het Christendom zijn opgekomen.

Hoe langer hoe meer wordt aan de vele en velerlei typen van Christelijke vroomheid de aandacht der geschiedschrijvers gewijd. Gelijk de wereldgeschiedenis steeds grootere plaats inruimt aan volk en maatschappij, zoo breidt ook de kerkgeschiedenis altijd meer tot de beschrijving van de gemeente en van hare vroomheid zich uit.

[The History of Christian Piety]

In the science of Sacred Theology, the interesting but often neglected study of the history of Christian piety deserves a place.

This piety does not only have its own character in distinction from the piety that is also found among pagan religions, but it appears also among Christians in all sorts of forms and takes many different shapes.

It takes one character among the Roman Catholics and another among the Protestants; it differs among the Lutherans and the Reformed; it displays different types among the various churches and denominations that have taken risen in Christianity.

More and more attention is devoted by history writers to the many and manifold types of Christian piety. Just as world history gives more and more prominence to people and society, Church history extends itself more and more to the description of the congregation and its piety.

 

In dit opzicht is de dissertatie belangrijk, op welke de heer C.B. Hylkema, predikant van de Doopsgezinde gemeente te Zaandam, onlangs den graad van Doctor in de Godgeleerdheid verwierf.

Zij draagt den titel van Reformateurs, bevat geschiedkundige studiën over de godsdienstige bewegingen uit de nadagen onzer gouden eeuw en zag bij de heeren Tjeenk Willink en Zoon te Haarlem het licht.

De geachte Schrijver had het voornemen opgevat, om den sluier van geheimzinnigheid, die over de bekeering van den bekenden etser en dichter Jan Luyken ligt uitgespreid, zooveel mogelijk op te lichten, maar zag zich daardoor genoodzaakt, om eene breede voorstudie te maken van de godsdienstige omgeving, waarin deze plaats had.

Van deze voorstudie gaf hij het eerste stuk in het licht. En daarin leidt de Schrijver ons binnen in de kringen dier geestelijke opwekking, welke omstreeks het midden der zeventiende eeuw buiten de kerk om in ons vaderland plaats greep.

Het is een merkwaardig stuk godsdienstig leven, dat, ofschoon ten deelde door de werken van Van Slee over de Collegianten te Rijnsburg en van Meinsma over Spinoza en zijn kring bekend, door Dr. Hylkema toch breeder en meer in samenhang voor onze oogen opgevoerd wordt.

Onder de Doopsgezinden en de Remonstranten kwam de vrije profetie op; Kwakers brachten vanuit Engeland het evangelie van het inwendig licht; de wijsbegeerte van Spinoza vond in vrome kringen ingang; Labadie liet de roepstem tot afscheiding uitgaan. En al deze oorzaken riepen hier te lande een type van Christelijke vroomheid in het leven, die bij alle nuanceering toch altijd eenige grondtrekken gemeen had, en bij alle afkeurenswaardige overdrijvingen en uitspattingen toch telkens opnieuw de aandacht boeit en de belangstelling wekt.

Dr. Hylkema laat ons eerst op aanschouwelijke wijze de kringen en personen zien, bij wie de nieuwe godsdienstige denkbeelden ingang vonden en beschrijft dan in een tweetal hoofdstukken, getiteld: Tegen Babel en het Beest, de oppositie, welke door hen allen gemeenschappelijk tegen kerk en staat werd gevoerd.

Meer geeft dit eerste stuk niet, hoewel het toch 227 bladzijden groot is. Het tweede stuk zal dit eerste, negatieve, deel aanvullen met de beschrijving van wat elk dier kringen en personen positief in de plaats wilde stellen van het naar hunne meening verbasterde officiëele Christendom.

Van harte zij den geachten Schrijver toegewenscht, dat hij zijne belofte spoedig in vervulling kunne doen gaan, om het tweede deel het licht te doen zien.

Maar reeds het eerste deel doet op zichzelf en door het naschrift bl. 223–227, dat de hoofdgedachten van het tweede stuk kortelijk aanduidt, gegevens genoeg aan de hand, om ons een vrij juist beeld van de Christelijke vroomheid te vormen, dat in die kringen vertoond werd.

Immers was het niet iets volstrekt nieuws, maar eene, zij het ook gewijzigde, reproductie van dat type van vroomheid, dat telkens binnen en buiten de Christelijke kerken zich heeft voorgedaan.

[Hylkema’s Dissertation]

In this regard the dissertation is important for which Mr. C. B. Hylkema, pastor of the Mennonite congregation in Zaandam, recently was awarded the degree of Doctor of Theology.

It carries the title of Reformateurs [Reformers], contains historical studies of the religious movements in the latter days of our golden age, and was published by Tjeenk Willink en Zoon in Haarlem.

The esteemed author had the intention to lift up as much as possible the veil of secrecy that is spread about the conversion of the well-known etcher and poet Jan Luyken, but he saw himself necessitated to make first a broad preparatory study of the religious environment in which it took place.

Of this preparatory study, he has published the first part, in which the author introduces us to the circles of that spiritual revival that took place outside the church in our country around the middle of the seventeenth century.

It is a remarkable part of religious life that, although partly known through Van Slee’s study about the Rijnsburg collegiants and Meinsma’s study about Spinoza and his circle, is shown before our eyes more widely and more coherently by Dr. Hylkema.

Free prophecy arose among the Mennonites and Remonstrants; Quakers introduced the gospel of internal light from England; Spinoza’s philosophy found acceptance in pious circles; Labadie called for secession. And all these causes called a type of Christian piety to life in our country that, in all its variety, had some basic traits in common and that, despite all objectionable excesses and splurges, again and again draws our attention and interest.

Dr. Hylkema starts with showing us graphically the circles and persons among whom the new religious ideas found acceptance and then, in two chapters entitled “Tegen Babel en het Beest” [Against Babel and the Beast], he describes the opposition against church and society that they all had in common.

More than that does this first part not offer, although it is 227 pages in seize. The second part will complement this first, negative, part with a description of what each of these circles and persons positively wanted to put into place instead of official Christianity, which was, in their opinion, corrupted.

We really wish for the author that he will be able to fulfill his promise soon to publish the second part.

But even this first part on its own and the short postscript (pp. 223–227) that indicates the main ideas of the second part, offers enough data to get a rather clear picture of the Christian piety that was found in those circles.

For it was not something completely new, but a, be it modified, reproduction of that type of piety that always has shown itself inside and outside the Christian churches.

 

Elk Christen moet met twee factoren rekenen, met schepping en herschepping, natuur en genade, aardsch en hemelsch beroep enz.; en alnaargelang hij deze in verschillende verhouding tot elkander plaatst, neemt zijn godsdienstig leven een ander karakter aan. De relatie, waarin de mensch staat tot God, bepaalt die tot alle dingen.

Wie het door God gelegde verband van natuur en genade verbreekt, komt ertoe om gene aan deze, of deze aan gene op te offeren. Socinianisme en Anabaptisme, Rationalisme en Mysticisme zijn dan de zijwegen, waarin de Christen afdwaalt.

De kringen, in welke Dr. Hylkema ons binnenleidt, begaan alleen de gemeenschappelijke fout, dat zij natuur en genade in een onverzoenlijke tegenstelling plaatsen en gene, onder den schijn van de genade te eeren, onderdrukken en dooden. Zij zijn daardoor verwant aan de Wederdoopers in de dagen der Hervorming, aan vele der sekten in de middeleeuwen, aan de monnikenorden in de Roomsche kerk, ja aan het abstract-supranatureele beginsel van Rome zelf.

Daardoor verklaart zich de bij allen voorkomende verwerping van kerk en staat, ambt en sacrament, eed en oorlog en zoovele andere dingen meer. De een is meer consequent dan de ander. Maar allen gaan van dezelfde grondgedachte uit en zijn in dezelfde tegenstelling bevangen.

Vandaar ook de in deze kringen zoo dikwerf voorkomende dweepzucht, geestdrijverij, extase en visioenen. Het Goddelijke moet onmiddellijk zijn; het kan zich niet door middel van natuur en Schrift openbaren. En wat onmiddellijk in de ziel valt, dat bewijst daarin vanzelf zijn Goddelijken oorsprong.

[Nature and Grace]

Every Christian has to reckon with two factors, with creation and recreation, nature and grace, earthly and heavenly vocation, etc.; and depending on how he puts these into relationship to each other, his religious life gets a different character. The relationship in which a human being stands to God determines his relationship to all things.

Who disrupts the God given connection between nature and grace, will sacrifice the former to the latter or the latter to the former. Socinianism and Anabaptism, Rationalism and Mysticism are then the side roads into which the Christian strays.

The circles into which Dr. Hylkema introduces us all make the same mistake in that they put nature and grace in an irreconcilable opposition and, under the appearance of honoring grace, suppress and kill the former. They are therefore related to the Anabaptists in the days of the Reformation, to the many sects in the Middle Ages, to the monastic orders in the Roman Catholic Church, yes, to the abstract-supranatural principle of Rome itself.

This explains the rejection of church and state, office and sacrament, oath and war and so many other things that is common to all. The one is more consistent than the other. But all start from the same basic idea and all are caught in the same opposition.

This also explains the fanaticism, zealotry, ecstasy, and visions that are so common in these circles. The divine has to be unmediated; it cannot reveal itself through nature and Scripture. And what falls into the soul immediately, is by that very fact proven to be of divine origin.

 

Ook daarvan deelt Dr. Hylkema ons enkele staaltjes mede.

Den 3en September 1677 waren in een huis te Rotterdam een twaalftal zusters en broeders bijeen. Het middelpunt van aller aandacht was eene 25-jarige jongedochter, over wie eene verrukking van zinnen kwam en die in zoodanige opwinding werd gebracht, dat twee der broeders haar niet dan met groote moeite op een stoel konden doen neerzitten. Zelfs werd zij op onbegrijpelijke wijze met stoel en al van den grond omhoog geheven, hetgeen aan een boozen geest werd toegeschreven (bl. 16).

Een zekere Quirinus Kuhlmann zeide in 1673 te Leiden zijne studie vaarwel en liet zijne aanstaande promotie als eene wereldsche eer varen. Hij gaf vele profetische geschriften in het licht en werd in 1689 in Rusland levend verbrand, wijl hij zich Gods Zoon noemde (bl. 45).

Nog ergerlijker is het geval van James Naylor, die door zijne vriendinnen toegesproken werd als de Eeuwige Zoon der gerechtigheid, de Vredevorst, de eeniggeboren Zoon Gods enz. Toen hij na eene korte gevangenschap losgelaten werd, hield hij te Bristol zijn intocht, op een paard gezeten, door enkele vrienden en vriendinnen voorafgegaan en gevolgd, die zongen: heilig, heilig, heilig is de Heer der heirscharen (bl. 51)[.]

Zoo ver kan godsdienstige dweepzucht gaan.

Deze en andere voorvallen, waarvan de geschiedenis verhaalt, zijn belangrijk, zoowel op zichzelf als in den tegenwoordigen tijd, ook om soortgelijke gebeurtenissen juist te beoordelen.

[Examples of Religious Fanaticism]

Dr. Hylkema shares with us some stories about this.

September 3, 1677, a dozen of sisters and brothers were together in a house in Rotterdam. The center of the attention of all was a 25-year-old young lady, who was overcome by ecstasy and who was in such an excitement that only with great effort two of the brothers could have her sit on a chair. But then she and the whole chair were lifted from the ground in an unexplainable way, which was described to an evil spirit (p. 16).

In 1673, a certain Quirinus Kuhlmann bid his studies in Leiden farewell when he was about to take his doctoral degree, dismissing it as a worldly honor. He published many prophetic writings and was burned alive in Russia in 1689 since he called himself the Son of God (p. 45).

Even worse was the case of James Naylor who was addressed by his female friends as the Eternal Son of righteousness, de Prince of Peace, only-begotten Son of God, etc. When after a short imprisonment he was released, he made his entrance into Bristol, sitting on a horse, headed and followed by some male and female friends who were singing: holy, holy, holy is the Lord of hosts (p. 51).

This is how far religious fanaticism can go.

These and other incidents, about which history tells us, are important both in themselves and for our time, in order to judge similar occurrences correctly.

 

Aan Dr. Hylkema brengen wij gaarne dank voor zijn leerrijk boek. Alleen veroorloven wij ons de opmerking, dat de naam van Reformateurs weinig past voor menschen, die wel wisten af te breken maar niet konden opbouwen. Ook al spraken zij zelven veel van reformatie, die inderdaad in hun tijd in veel opzichten noodzakelijk was, toch waren zij daarom nog geen Reformateurs in eigenlijken zin. Want zij waren tolken van beginselen, welke reeds meermalen in de geschiedenis gebleken waren, bij hunnen toepassing ontbindend in te werken op kerk en staat en maatschappij.

[No True Reformers]

We gladly thank Dr. Hylkema for his informative book. We only allow ourselves to remark that the name Reformateurs (Reformers) is hardly appropriate for people who knew how to break down but were not able to build up. Even if they spoke a lot about reformation, which was indeed much needed in their time in many respects, they were not Reformers in the through sense of the word. For they were the mouthpieces of principles that, time and again throughout history, had already been proven to be destructive for church and state and society.

Translated by Willem J. de Wit





Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept