Gereformeerde Dogmatiek, 2e druk. |
49. Maar in het begin van de 18e eeuw was de bloeitijd van de neoscholastiek voorbij. In heel Europa kwam de rationalistische geest op. De filosofie van Bacon en Cartesius verdrong die van Aristoteles. Zelfs theologen, die de scholastieke dogmata aannamen, meenden, dat er een andere methode nodig was; zoals Bossuet, gestorven 1704, de beroemde verdediger van het gallicaansche stelsel en bestrijder van de Protestanten, Exposition de la, doctrine de l’église cath. sur les matieres de controverse 1671, Histoire des variations des églises protest. 2 vol. Paris, 1688., Fénélon, gestorven 1715, Thomassinus, gestorven 1695, Dogmata theol. De historische en kritische studies, die vooral in Frankrijk beoefend werden, drongen de eigenlijke theologie terug. Vele geleerde Maurianen en Oratorianen vervielen zelfs tot ongeloof. In de scholen bleef nog wel lang tot diep in de 18e eeuw de scholastiek heersen. Ook bleven de verschillende richtingen van Thomisten, b.v. Peri, Quaest. theol. 5 vol. 1715-32, Scotisten, b.v. Krisper, Theol. scolae scotisticae, 4 tom. 1728-48, Molinisten, b.v. Anton Erber, Theol. specul. tractatus octo 1787, en Augustianen, b.v. Amort, Theol. eclectica moralis et scholastica, 23 tomi Augsburg 1752 naast elkaar voortduren. Maar de scholastiek trok zich toch meer en meer in de scholen terug. Andere deïstische, naturalistische partijen komen op, krijgen het hoogste woord en oefenen invloed op de Roomse theologie. De scholastieke filosofie werd in Frankrijk door Cartesius, in Duitsland door Leibniz-Wolff terzijde gesteld. In Oostenrijk werd in 1752 de peripatetische leer verboden en 1759 de leiding van de theol. en filos. studiën aan de Jezuïten ontnomen. De orde werd 1773 door Clemens XIV opgeheven. Het Gallicaansche stelsel werd in 1763 door Nic. van Hontheim, wijbisschop van Trier in een werk de statu ecclesiae et legitima potestate Romani Pontificis verdedigd en door Jozef II in 1781 als kerkrecht ingevoerd. De confessioneele verschillen werden vergeten; in plaats van den strijd tegen de Protestunten komt die tegen vrijdenkers, ongelovigen enz. bij Klupfel, Fahrman, Stattler, Storchenau, Burkhauser. De theologie komt geheel onder invloed van de wisselende filosofie. De Aufklärung had haar vertegenwoordiger in Ad. Weishaupt, prof. te Ingolstad, stichter van de orde der Illuminaten. Kant’s invloed is merkbaar bij Ildefons Schwarz, Peutinger, Zimmer. Jacobi’s filosofie vond aanhang bij J. Salat en Canjetan Weiller. Thanner stond onder invloed van Schelling. De voornaamste theoloog, die in de 18e eeuw tegen alle dwalingen pal bleef staan, was Alphonsus van Liguori, gestorven 1787, door Pius IX in 1871 opgenomen onder de doctores ecclesiae. Ook in de 19e eeuw bleef aanvankelijk het rationalisme nog in vele Roomse kringen heersen. Er was in Duitsland een grote partij, die de inrichting en leer van de Roomse kerk in overeenstemming wilde brengen met de eisen van de nieuwere tijd, Dalberg, gestorven 1817, Wessenberg, gestorven 1860, Werkmeister e.a. Hermes, prof. te Bonn, gestorven 1831, Einleitung in die Christkath. Theologie 1819, 29, Christkath. Dogm. 1834, ‘36 trachtte de openbaring, de autoriteit op redelijke gronden te doen rusten, en gaf aan de rede bij de beoordeling van wat openbaring is dezelfde rechten, als de Wolffse filosofie aan haar toegekend had. Eerst had Hermes veel aanhangers, Achterfeldt, die zijn dogmatiek uitgaf, Braun, von Droste Hulfshof, prof. in de rechten te Bonn, Spiegel, aartbisschop van Keulen; maar toen paus Gregorius XVI 26 Sept. 1835 het Hermesianisme veroordeeld had, daalde zijn invloed. Anton Gunther, gestorven 1863 in Wenen, Vorschule zur specul. Theol. 1828. Peregrius Gastmahl 1830 enz. sloot zich bij Hegel’s stelling aan, dat filosofie en speculatieve theologie eigenlijk één zijn. Er is geen tweeërlei waarheid en zekerheid. Maar geloven is de aanvang en veronderstelling van alle weten, en alle geloof, ook aan de openbaring, kan in weten overgaan en tot evidentie worden verheven. Ook Gunther had vele aanhangers, Pabst, Merten. Veith, Gangauf, Baltzer, Knoodt; maar hij werd 1857 veroordeeld. Franz von Baader, gestorven 1841, Vorlesungen über specul. Dogmatik, Sämmtliche Schriften, Leipzig 185057 in 15 delen, onder invloed van Böhme en Schelling, zocht heil niet in terugkeer, maar in ontwikkeling van het oude, in vernieuwing van de dogmata, en wilde langs theosophische weg het geloven tot weten verheffen. Zijn aanhangers waren Schaden, Lutterbek, Hoffmann, Hamberger, Sengler, Schluter, maar Baader werd wegens zijn bestrijding van het primaat gecensureerd. J. Frohschammer, Einleitung in die filosofie und Grundriss der metafysik 1858 enz. verwierp de scholastieke en de idealistische filosofie, en trachtte de metafysica, de theologie op te bouwen niet op de abstracte rede maar op het concrete, algemeen, historische feit van het Godsbewustzijn in de mensheid. Theologie en filosofie vallen dus voor hem in inhoud samen; ze vocschillen alleen in methode: ‘t natuurlijke en ‘t bovennatuurlijke zijn niet streng te scheiden. Pius IX veroordeelde deze filosofie in een brief aan de aartsbisschop te Munchen 11 Dec. 1862. Zijn werken werden op den index geplaatst, hijzelf in 1863 gesuspendeerd. Frohschammer onderwierp zich echter niet en bleef in tal van geschriften voor de vrijheid van de wetenschap en tegen de aanspraken van den paus strijden. Zo werd door Rome enerzijds de onafhankelijkheid van de wetenschap bestreden, maar andererzijds toch ook weer in haar betrekkelijke vrijheid erkend. Na de revolutie kwam in Frankrijk het traditionalisme op, nl. de leer dat de hogere metafysische waarheden niet door de rede te vinden zijn, maar alleen verkregen worden uit de openbaring, die van de eersten mens af in de mensheid door traditie is voortgeplant en in de taal wordt bewaard. Deze theorie werd met talent verdedigd door de Bonald, Recherches philos. sur les premiers objects des connaissances morales, Paris 1817, Lamennais, Essai sur l’indifférence en matière de religion Paris, 1817, en Bautain, de l’enseignement de la philos. en France au 19e siècle, 1833, Philos. du Christianisme, 1835. Maar ze kon te Rome geen genade vinden. Bautain ondertekende in 1840 zes theses, die hem werden voorgelegd, en herriep zijne leer. En evenzo werd het ontologisme van Gerdil, gestorven 1802, Gioberti, gestorven 1852, Rosmini gestorven 1855, Gratry, gestorven 1872, Ubaghs e.a. verworpen, dat naar het idealisme van Malebranche terugging en alle hogere waarheid afleidde uit de onmiddellijke aanschouwing van God en van de ideeën. Al deze veroordelingen bewijzen, dat Rome na het rationalisme van de vorige eeuw hoe langer hoe meer zichzelf bewust werd en tot ontwaking kwam. Er is na de revolutie ook een herleving van de Roomse kerk en theologie geweest. Het romantisme kwam aan Rome ten goede en maakte veel bekeerlingen, Winckelmann, Stolberg, Schlegel, Ad. Muller, Z. Werner, Schlosser, Haller enz. In Frankrijk kwam er reactie tegen de revolutie en het ongeloof door Chateaubriand, Génie du Christianisme, Joseph de Maistre, gestorven 1821, Bonald, Lamennais. Het Puseyisme of Tractarianisme, dat onder Pusey en Newman in 1833 te Oxford begon, leidde velen tot de Roomse kerk en versterkte de hoogkerkelijke, ritualiserende en romaniserende richting in de episcopaalsche kerk. De gelovige theologie, die in Duitsland opkwam, sloot zich eerst in menig punt bij Schleiermacher aan. Zijn leer van Schrift, wedergeboorte, rechtvaardiging, kerk bevatte vele elementen, die de Roomsen in hun voordeel konden aanwenden. En dat geschiedde dan ook met talent en ijver door Görres, Baader, Phillips, Döllinger in Munchen; Klee in Bonn; Möhler, Hirscher, Drey in Munchen en Tubingen; Staudenmaier en Kuhn in Giessen enz. De mannen van deze richting waren nog wel niet geheel en al naar het hart van Rome en het Jezuïtisme; ze streefden allen nog naar bemiddeling en zochten een verzoening van geloven en weten; zij trachtten door de speculatieve methode de dogmata te bewijzen, waren al te liberaal tegenover de Protestanten en deden nu en dan belangrijke concessies. Maar zij waren uitnemende woordvoerders, en droegen veel bij tot herleving van de Roomse theologie. Toch, op den duur voldeed deze verzoenende en bemiddelende richting niet. Langzamerhand kwam de neo-scholastieke richting op. In 1814 werd de Jezuïtenorde hersteld, en haar invloed op het Pausdom nam hoe langer hoe meer toe; haar macht breidde zich in alle landen uit. De “vrijheid van de wetenschap” werd door haar met alle macht bestreden. Al de bovengenoemde veroordelingen liepen uit op de beroemde encycliek van 8 Dec. 1864, en op het Vaticanum van 1870, waarin de onfeilbaarheid van de paus werd uitgesproken. Deze neo-scholastieke richting werd in Italië vooral voorgestaan door de philosoof Sanseverino, filosofia christiana, 7 vol. ed. nov. Neap. 1878 en door den theoloog J. Perrone, Praelectiones th,eologiae, 9 vol. 1838-43; in Duitsland door J. Kleutgen, Theol. der Vorzeit, 5 Th. 2e Aufl. Munster 1867 en Philos. der Vorzeit, 2 Th., Innsbr. 1878 en A. Stöckl in verschillende filosofische werken. Paus Leo XIII zette 4 Aug. 1879 daarop het zegel, door in zijn encycliek Aeterni Patris de studie van Thomas aan te bevelen. En sedert is er een machtig en algemeen streven, om de autoriteit van Thomas op elk gebied van wetenschap te herstellen. Staats- en rechtsleer, psychologie en ethiek, theologie en filosofie worden in zijn geest bestudeerd1. In diezelfden geest werd de dogmatiek behandeld door Franzelin, Scheeben, Heinrich, Bautz, Ottiger, Hunter, Pesch, Janssens, Pohle enz; hier te lande door G. M. Jansen, prof. te Rijsenburg, Praelect. theol. rundam. Ultraj. 1875-76, Theol. dogm. spec. 1877-79. Mannens, prof. te Roermond, Theol. dogm. Institutiones. 3 tom. 1901-1903. G. van Noort, prof. te Warmond, die verschillende tractaten uitgaf, de vera religione, de ecclesia Christi, de Deo Creatore, de Deo Redemptore, de Sacramentis, bij van Langenhuyzen te Amsterdam2. Toch heeft de aanbeveling van de studie van Thomas in de Roomse kerk en theologie nog niet de gewenste eenheid gebracht. enerzijds toch treedt telkens aan het licht, dat het Thomisme tot een kring van wetenschappelijke mannen, tot de school en tot de geleerde werken beperkt blijft en het religieuze leven niet beheerst. Hoewel de leer, door de kerk vastgesteld, erkend blijft, voedt en bezielt zij toch de Roomse vroomheid niet. Deze wordt, althans voor een groot deel, niet uit het dogma geboren, maar wordt in het leven geroepen en onderhouden door sacramenten en goede werken, rozenkransen en relikwieën, bedevaarten en mirakelen, amuletten en scapulieren. Naar tijd, plaats en omstandigheden schept de Roomse devotie zich steeds nieuwe vormen en richt zich thans in toenemende mate op de verering van heiligen, op den dienst van Maria, op de aanbidding van het lichamelijke hart van Jezus. Bijgeloof en afgoderij nemen onder het Roomsche volk op schrikharende wijze toe3, en worden door de geestelijkheid niet tegengegaan, maar veeleer, tot zelfs door pausen als Pius IX en Leo XLII, begunstigd en aangemoedigd. Met het oog op deze voortgaande verbastering van het oorspronkelijk Christendom bevreemdt het optreden van een richting als die van het Amerikanisme of Reform-Katholicisme niet. Zij kenmerkt zich in het algemeen hierdoor, dat zij, in strijd met de syllabus van 1864, in de moderne cultuur, in de wetenschap en wijsbegeerte, in de kunst en literatuur, in de stromingen en bewegingen van de nieuwere tijd veel goeds erkent, en van de kerk verlangt, dat zij door een reeks van concessies in leer en leven, in inrichting en praktijk daarmee zich verzoenen zal. Grote verwachtingen behoren door het positieve Protestantisme op deze beweging niet te worden gebouwd, evenmin als op die van het Oud-katholicisme Ze gaat niet uit van een diep godsdienstig-zedelijk beginsel, zoals de Reformatie; ze mist een vaste maatstaf, om het ware en valse in de leer en het leven van de Roomse Christenheid te beoordelen; zij weet van uitgangspunt, karakter en grens van de door haar voorgestelde hervormingen zich geen klare rekenschap te geven; en haar verwantschap met Febronianisme en Josephinisme maakt het waarschijnlijk, dat zij, evenals deze richtingen, zal voorbijgaan, en machteloos zal blijken, om aan de ontwikkeling van Roomse kerk en theologie een andere wending te geven. Desniettemin is het Reform-Katholicisme een beweging, welke aan Rome iets te zeggen heeft en haar tot zelfbezinning en herziening roept. Zij grijpt in Amerika en Engeland, in Frankrijk en Duitsland, in Oostenrijk en Italië machtig om zich heen, weet een brede schare van mannen aan zich te verbinden, propageert haar denkbeelden in brochures, boekwerken en tijdschriften, en openbaart en versterkt in brede kringen, vooral ook in die van de geestelijkheid, de grote ontevredenheid, welke in de Roomse kerk met haar eigen toestand, inrichting en ontwikkeling gevoeld wordt. Zelfs de veroordeling van het Amerikanisme door de paus in een schrijven aan kardinaal Gibbons van 22 Jan. 1899 heeft zijn voortgang niet gestuit. De ernst van de Los-van-Rome beweging ligt niet in het aantal bekeerlingen, dat zij aan het positieve of negatieve Protestantisme toevoegt, maar in het diepe conflict, dat zij in Rome zelf tussen het oude geloof en het moderne bewustzijn aan den dag brengt4. 1 Nippold, Die jezuitischen Schriftsteller der Gegenwart in Deutschland. Leipzig 1895. 2 Meer literatuur wordt opgegeven door Kihn, Encycl. u. Methodol. der Theologie. Freiburg 1892 bl. 412 v. 3 Vooral de droeve Taxil-geschiedenis in 1897 levert daarvoor bewijs, verg. BraunZich, Der neueste Treufelschwindel in der rom. kath. Kirche. Leipzig 1897. 4 Hecker, Die Kirche betrachtet mit Rücksicht auf die gegenwärtigen Zeitfragen und die Bedürfnisse unserer Zeit, von einern Amerikaner 1875. Schell, Theologie und Universität, Würzburg 1896. Id. Der Katholizismus als Prinzip des Fortschritts. 1896. Id. Die neue Zeit und der alte Glaube. Hertling, Das Prinzip des Kathol. und die Wissenschaft4 1899. Jos Muller, Der Reform-Katholizismus 2. Zurich 1899. Id. Reformkath. im Mittelalter und zur Zeit des Glaubensspaltung. Augsburg 1901. Ehrhard, Der Katholizismus und dus zwanzigste Jahrh. im Lichte der kirchl. Entw. der Neuzeit, Stuttgart und Wien 1902. Alaux, La religion progressive 2 Paris 1872. Houtin, L’ Americanisme. Paris Nouvry 1904. Vogrinec, Nostra maxima culpa. Wien 1904 enz. Ertegen schreven o. a..Dr. P Einig, Katholische “Reformer”. Trier Paulinusdruckerei 1902. C. Braun, Amerikanismus, Fortschritt, Reform. Ihr Zusammenhang, Zweck und V erlauf in Amerika, Frankreich, England u. Deutschl. Würzburg 1904. A.M. Weisz, Die religiöse Gefahr. Freiburg 1904 bl. 246 v. Bavinck, Herman. Gereformeerde dogmatiek. Deel 3. 2e druk. Kampen: J. H. Kok, 1910. (revised) [487] |
Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl