Het voor en tegen van een dogmatisch systeem (1881)1 Kennis en Leven The Pros and Cons of a Dogmatic System1

4.

Het voor en tegen van een Dogmatisch Systeem*

449 De geachte Secretaris van het Comité voor de Centrale Pastoraal-Conferentie heeft mij verzocht en opgedragen, het onderwerp over het voor een tegen van een dogmatisch systeem bij u in te leiden. Het onderwerp zelf gaat uit van de zeker algemeen erkende onderstellen, dat een dogmatisch systeem, welk dan ook, zulk een voor en tegen heeft, en dat, gelijk aan alles hier op aarde, ook aan een stelsel van de geloofswaarheden der gemeente, eene licht- en eene schaduwzijde valt op te merken.

57 De geachte Secretaris van het Comité voor de Centrale Pastoraal-Conferentie heeft mij verzocht en opgedragen, het onderwerp over het voor een tegen van een dogmatisch systeem bij u in te leiden. Het onderwerp zelf gaat uit van de zeker algemeen erkende onderstellen, dat een dogmatisch systeem, welk dan ook, zulk een voor en tegen heeft, en dat, gelijk aan alles hier op aarde, ook aan een stelsel van de geloofswaarheden der gemeente, eene licht- en eene schaduwzijde valt op te merken.

90 [57] The esteemed secretary of the Committee for the Central Pastoral Conference has requested and instructed me to introduce to you the subject of the pros and cons of a dogmatic system. The subject itself proceeds from the assumption, which is certainly universally acknowledged, that any dogmatic system has such pros and cons , and that, just as we see with everything here on earth, so too with a system of the church’s faith-truths, we can see two sides, the one shedding light, the other shadowy.

Ter goede behandeling is allereerst noodig, dat we ons rekenschap geven van wat onder een systeem moet worden verstaan. Het woord zelf staat bij zeer velen in een kwaden reuk. Daar zijn er, bij wie het reeds terstond, vooral op dogmatisch gebied, de gedachte opwekt van enghartige bekrompenheid, stelselmatige verdachtmaking en verkettering van anderen, bovenal van een koud en formalistisch geloof, waaraan alle leven en bezieling ontbreekt. Ik meen, dat het woord zelf daaraan geen schuld heeft, en ook daartoe geen aanleiding geven mag.

Ter goede behandeling is allereerst noodig, dat we ons rekenschap geven van wat onder een systeem moet worden verstaan. Het woord zelf staat bij zeer velen in een kwaden reuk. Daar zijn er, bij wie het reeds terstond, vooral op dogmatisch gebied, de gedachte opwekt van enghartige bekrompenheid, stelselmatige verdachtmaking en verkettering van anderen, bovenal van een koud en formalistisch geloof, waaraan alle leven en bezieling ontbreekt. Ik meen, dat het woord zelf daaraan geen schuld heeft, en ook daartoe geen aanleiding geven mag.

A proper treatment requires, first, that we consider what we are to understand by a system. For many people the term itself has a bad odor. Among some, especially in the discipline of dogmatics, the portrait immediately comes to mind of narrow-minded rigidity; of a methodological suspicion and denunciation of others; and especially of a cold and formalistic faith that lacks any life and animus. I think that the word itself is not culpable, and should not provide any warrant for these prejudices.

Immers, systematisch is al wat is. Het gansche heelal is naar een vast plan geschapen en ingericht. Het is geen aggregaat van stoffen en krachten, die toevallig bijeengevoegd zijn. Dan zou het geen heelal, geen eenheid kunnen vormen. Maar alle dingen zijn op elkander aangelegd, staan met elkander in een onverbreekbaar verband, vormen saam een systeem, een organisme. Het Mozaisch scheppings-verhaal geeft ons in het 450 systematische, in het planmatige, in het teleologische der schepping een heerlijk inzicht; en Paulus leert ons datzelfde, als hij aan de Corinthische gemeente schrijft: alles is uwe, doch gij zijt van Christus en Christus is Gods. (1 Cor. 3 : 22, 23.)

Immers, systematisch is al wat is. Het gansche heelal is naar een vast plan geschapen en ingericht. Het is geen aggregaat van stoffen en krachten, die toevallig bijeengevoegd zijn. Dan zou het geen heelal, geen eenheid kunnen vormen. Maar alle dingen zijn op elkander aangelegd, staan met elkander in een onverbreekbaar verband, vormen saam een systeem, een organisme. Het Mozaisch scheppings-verhaal geeft ons in het systematische, in het planmatige, in het teleologische der schepping een heerlijk inzicht; en Paulus leert ons datzelfde, als 58 hij aan de Corinthische gemeente schrijft: alles is uwe, doch gij zijt van Christus en Christus is Gods. (1 Cor. 3 : 22, 23.)

After all, everything that exists is systematic. The entire cosmos was created and arranged according to a fixed plan. It is not an aggregate of materials and forces that were accidentally merged. If it were, it would not constitute a cosmos, a unity. But all things are oriented toward each other, exist together in an unbreakable connection, together constitute a system, an organism. The Mosaic creation story provides us a glorious insight into the systematic, ordered, and teleological nature of the creation; and Paul teaches us 91 that [58] same truth when he writes to the church in Corinth: everything is yours, and you are Christ’s, and Christ is God’s (1 Cor. 3:22-23).

Wanneer wij nu, om het beter te kunnen overzien en omvatten, het geheel der schepping in groepen van gelijksoortige verschijnselen indeelen, dan valt ook in die afzonderlijke klassen een systeem op te merken. Toch met zeer groot onderscheid. Bij de anorganische schepping kan eigenlijk van geen systeem worden gesproken. Zij wordt geheel beheerscht en gevormd door de physieke wetten van attractie, cohaesie, zwaartekracht, warmte, electriciteit, magnetisme, en door de chemische wetten van verbinding en oplossing en door vaste verhoudingen der stoffen onderling. Zij heeft geen doel en dus ook geen reden in zich zelve; zuiver aggregaat, mist zij een eigen principe en dus ook een eigen systeem. Zij is zuiver product van die physische en chemische krachten, is daartegenover enkel lijdelijk, heeft niets in zich, dat ze weerstaan of leiden kan. Maar anders is het in de organische natuur. Ook daar zijn nog tot op zekere hoogte dezelfde physische en chemische wetten op te merken. Zij zijn echter niet meer de alles beheerschende, maar de dienende; wel "conditio" nog, maar geen "causa." Het organische leven is uit de wetten der mechanica niet te verklaren. Alle pogingen, daartoe aangewend, zijn tot dusver vruchteloos gebleven. Zoodra wij met het organisme in aanraking komen, zien we eene kracht, een principe, een "vis vitalis" of hoe men het noemen wil, optreden, die in plaats van uit de physische en chemische wetten verklaarbaar, veeleer deze beheerscht, er boven staat, en ze wel volstrekt niet vernietigt en opheft, maar toch in dienst neemt en bestuurt. Die mysterieuse, geheimzinnige kracht maakt juist het wezen van het organische uit, is er het vormend en dragend beginsel van. 451 In de anorganische natuur is alles aggregaat, van buiten af aan el kaar toegevoegd; er is daar dus geen werkelijk geheel, geen ware eenheid en dus ook geen verscheidenheid. Maar in de organismen is ieder deeltje beheerscht, gevormd, gepraedisponeerd door het geheel. Het geheel gaat daar dus aan de deelen vooraf, en geeft ieder deel zijn eigen bestemming in het geheel. Bij het organische treffen wij dus eerst aan, een geheel in de deelen, eenheid in de verscheidenheid, principe in het systeem. Toch is ook hier nog groot verschil op te merken. In de laagste organismen is de eenheid en dus ook de verscheidenheid nog zeer gering. Er zijn vele planten en dieren zelfs, waarbij de eenheid nog zoo weinig geconcentreerd is, dat deelen er van blijven voortleven en weer aangroeien. Maar hoe hooger georganiseerd, hoe meer het systematische toeneemt; bij altijd rijker verscheidenheid is er eene steeds meer alle deelen samenbindende en beheerschende eenheid. Het dier is hooger georganiseerd en dus beter gesystematiseerd dan de plant En de mensch gaat weer ver uit boven het dier en toont ons het heerlijkst en volkomenst systeem hier op aarde. Want hij is eene persoonlijkheid, en deze is het hoogste en rijkste en heerlijkste systeem. In haar is het Ik principe, wortel, levenskracht; en geest en ziel en lichaam met al hun vermogens en krachten worden daardoor beheerscht, gevormd, bestuurd.

Wanneer wij nu, om het beter te kunnen overzien en omvatten, het geheel der schepping in groepen van gelijksoortige verschijnselen indeelen, dan valt ook in die afzonderlijke klassen een systeem op te merken. Toch met zeer groot onderscheid. Bij de anorganische schepping kan eigenlijk van geen systeem worden gesproken. Zij wordt geheel beheerscht en gevormd door de physieke wetten van attractie, cohaesie, zwaartekracht, warmte, electriciteit, magnetisme, en door de chemische wetten van verbinding en oplossing en door vaste verhoudingen der stoffen onderling. Zij heeft geen doel en dus ook geen reden in zich zelve; zuiver aggregaat, mist zij een eigen principe en dus ook een eigen systeem. Zij is zuiver product van die physische en chemische krachten, is daartegenover enkel lijdelijk, heeft niets in zich, dat ze weerstaan of leiden kan. Maar anders is het in de organische natuur. Ook daar zijn nog tot op zekere hoogte dezelfde physische en chemische wetten op te merken. Zij zijn echter niet meer de alles beheerschende, maar de dienende; wel „conditio" nog, maar geen „causa." Het organische leven is uit de wetten der mechanica niet te verklaren. Alle pogingen, daartoe aangewend, zijn tot dusver vruchteloos gebleven. Zoodra wij met het organisme in aanraking komen, zien we eene kracht, een principe, een „vis vitalis" of hoe men het noemen wil, optreden, die in plaats van uit de physische en chemische wetten verklaarbaar, veeleer deze beheerscht, er boven staat, en ze wel volstrekt niet vernietigt en opheft, maar toch in dienst neemt en bestuurt. Die mysterieuse, geheimzinnige kracht maakt juist het wezen van het organische uit, is er het vormend en dragend beginsel van. In de anorganische natuur is alles aggregaat, van buiten af aan el kaar toegevoegd; er is daar dus geen werkelijk geheel, geen ware eenheid en dus ook geen verscheidenheid. Maar in de organismen is ieder deeltje beheerscht, gevormd, gepraedisponeerd door het geheel. Het geheel gaat daar dus aan de deelen vooraf, en geeft ieder deel zijn eigen bestemming in het geheel. Bij het organische treffen wij dus eerst aan, een geheel in de deelen, eenheid in de verscheidenheid, principe in het systeem. Toch is ook hier nog groot verschil op te merken. In de laagste organismen is de eenheid en dus ook de verscheidenheid nog zeer gering. Er zijn vele planten en dieren zelfs, waarbij de eenheid nog zoo weinig geconcentreerd is, dat deelen er van blijven voortleven en weer aangroeien. Maar hoe hooger georganiseerd, hoe meer het systematische toeneemt; bij altijd rijker verscheidenheid is er eene steeds meer alle deelen samenbindende en beheerschende eenheid. Het dier is hooger 59 georganiseerd en dus beter gesystematiseerd dan de plant En de mensch gaat weer ver uit boven het dier en toont ons het heerlijkst en volkomenst systeem hier op aarde. Want hij is eene persoonlijkheid, en deze is het hoogste en rijkste en heerlijkste systeem. In haar is het Ik principe, wortel, levenskracht; en geest en ziel en lichaam met al hun vermogens en krachten worden daardoor beheerscht, gevormd, bestuurd.

When, in order to be able better to oversee and comprehend creation, we now classify the whole of the creation into groups of similar phenomena, then too we can observe a system within those distinct classes. Still, they do have significant differences. In connection with the inorganic creation we actually cannot speak of any system. It is dominated and designed entirely in terms of the physical laws of attraction, cohesion, weight, temperature, electricity, magnetism, by the chemical laws of bonding and composition, and by fixed relationships of material substances with each other. In itself, the inorganic creation has no purpose and thus no explanation; as pure aggregate, it lacks a unique principle and thus also a unique system. It is purely a product of those physical and chemical forces, is wholly passive with respect to them, and has nothing within itself that can either withstand or propel it.

But the matter is different within organic nature. There as well, to a certain degree we find the same physical and chemical laws. However, they no longer govern everything, but serve everything; they are still the conditio but not the causa of things. Organic life cannot be explained by the laws of mechanisms. Every attempt devoted to doing so has been fruitless to this point. As soon as we come into contact with an organism, we see at work a force, a principle, a vis vitalis or whatever people may term it, which, rather than being explicable by physical and chemical laws, instead governs them, stands above them, not destroying and suspending them in any way, but putting them in service and directing them. That mysterious, hidden power is exactly what comprises the organic, and is the constitutive and supportive principle of the organic. Within inorganic nature, everything is aggregate, with things appended to each other from the outside; so there is no real whole, no genuine unity, and thus no diversity. But within organisms, each small part is governed, formed, and predisposed by the whole. Thus, the whole precedes the parts, and supplies each part with its own function within the whole. Within the organic for the first time we encounter a whole in terms of its parts, unity in diversity, principle within the system. Nevertheless, we can still discern great difference here. In the lowest organisms, unity and diversity are very limited. Many plants and animals possess a unity so minuscule that 92 parts of them continue living and grow again. But the more developed the organism, the more its system increases; continually richer diversity is accompanied by a unity that increasingly binds and governs all the parts. The animal is more [59] developed, and thus better systematized than the plant. And humans are far superior to animals, and show us the most glorious and complete system here on earth. For the human being is a personality, and this is the most developed and rich and glorious system there is. Within this system, the Ego is the principle, the root, the life force; through the Ego, the human spirit and soul and body, with all their capacities and powers, are governed, shaped, directed.

En nog oneindig hooger en rijker en heerlijker systeem geeft ons onze God zelf te aanschouwen en te bewonderen, die één in wezen, drievoudig is in personen, in wien het ééne zelfde volzalige wezen op drievuldige wijze zich hypostaseert. Hij, de Drieëenige, toont ons in zich zelven het gansch volkomen systeem: oorsprong, type, model en beeld aller andere systemen. En het is daarom eene alleszins treffende en heerlijke gedachte, waarmee Dr. Kuyper zijne uitlegging van het Antirevolutionaire Program besluit, dat op theologisch, moreel, juridisch, sociaal 452 en politiek gebied het leven nooit tot op den bodem gepeild is, zoolang het onderzoek nog niet in God zelven, d.i. in de belijdenis zijner H. Drieëenheid kwam te rusten.

En nog oneindig hooger en rijker en heerlijker systeem geeft ons onze God zelf te aanschouwen en te bewonderen, die één in wezen, drievoudig is in personen, in wien het ééne zelfde volzalige wezen op drievuldige wijze zich hypostaseert. Hij, de Drieëenige, toont ons in zich zelven het gansch volkomen systeem: oorsprong, type, model en beeld aller andere systemen. En het is daarom eene alleszins treffende en heerlijke gedachte, waarmee Dr. Kuyper zijne uitlegging van het Antirevolutionaire Program besluit, dat op theologisch, moreel, juridisch, sociaal en politiek gebied het leven nooit tot op den bodem gepeild is, zoolang het onderzoek nog niet in God zelven, d.i. in de belijdenis zijner H. Drieëenheid kwam te rusten.

Our God himself provides us with an even infinitely higher and richer and more glorious system, to behold and admire, he who is one in essence, in three persons, in whom the one identically complete essence dwells hypostatically in a threefold manner. He, the Triune One, shows us in himself the entirely perfect system: origin, type, model, and image of all other systems. For this reason, it is an altogether remarkable and glorious idea with which Dr. Kuyper concludes his explanation of the Antirevolutionary Program, namely, that life in theological, moral, juridical, social, and political arenas will never be plumbed as long as the investigation does not come to rest in God himself, that is, in the confession of his Sacred Trinity.

Ik heb u — om ons niet in wijsgeerige afgetrokkenheden te verliezen en de werkelijkheid naar onze begrippen te modelleeren — uit het leven en het wezen der dingen trachten aan te toonen, wat we onder een systeem hebben te verstaan. Het gezegde zal ons, hoop ik, behoeden, om ooit van het systematische in verachtelijken zin te spreken. Aan systeem, waar en wanneer en hoe ook, een doodelijken afkeer toe te dragen en er de bijgedachte van bekrompenheid en enghartigheid aan te hechten, is eenvoudig bewijs van onverstand.

Ik heb u — om ons niet in wijsgeerige afgetrokkenheden te verliezen en de werkelijkheid naar onze begrippen te modelleeren — uit het leven en het wezen der dingen trachten aan te toonen, wat we onder een systeem hebben te verstaan. Het gezegde zal ons, hoop ik, behoeden, om ooit van het systematische in verachtelijken zin te spreken. Aan systeem, waar en wanneer en hoe ook, een doodelijken afkeer toe te dragen en er de bijgedachte van bekrompenheid en enghartigheid aan te hechten, is eenvoudig bewijs van onverstand.

I have attempted to show you—without losing ourselves in philosophical distractions and without patterning reality according to our notions—from the life and essence of things what it is that we must understand by a system. What has been said will preserve us, I hope, from ever talking about the systematic in a derogatory way. To cultivate a mortal aversion to this notion and attach to it the association of narrowness and bigotry is simply the proof of ignorance.

Daartoe kan eerst aanleiding gegeven worden door een wetenschappelijk systeem. De mensch leeft niet alleen, maar hij is zich ook bewust dat hij leeft. In hem komt als 't ware heel de natuur, hij zelf er in begrepen, tot bewustzijn. Zij zoekt bij hem hare verklaring, tracht zichzelve te vinden, te aanschouwen in hem. En de mensch ziet en hij denkt en hij kent. In die eindelooze reeks van verschijnselen tracht hij orde, samenhang te vinden. Hij begint ze daarom in te deelen, te groepeeren, te classificeeren. Wanneer alles een chaos, een bonte mengeling ware, was dat zelfs al niet mogelijk; wetenschap ware dan niet bestaanbaar. Maar de mensch, die wetenschap zoekt, gaat uit van de onderstelling, dat er overal systeem is, dat het zijnde gekend kan worden, dat er een gedachte, een woord aan ten grondslag ligt. Zonder die onderstelling zou de wetenschap zich zelve vernietigen; en zelfmoord mag ook van haar niet worden geëischt. Zonder de Rede buiten ons is de Rede in ons een doellooze ongerijmdheid. Wetenschap beoefenen, is zoeken naar het Woord, dat alle dingen heeft gemaakt en zonder hetwelk geen ding gemaakt is.

Daartoe kan eerst aanleiding gegeven worden door een wetenschappelijk systeem. De mensch leeft niet alleen, maar hij is zich ook bewust dat hij leeft. In hem komt als 't ware heel de natuur, hij zelf er in begrepen, tot bewustzijn. Zij zoekt bij hem hare verklaring, tracht zichzelve te vinden, te aanschouwen in hem. En de mensch ziet en hij denkt en hij kent. In die eindelooze reeks van verschijnselen tracht hij orde, samenhang te vinden. Hij begint ze daarom in te deelen, te groepeeren, te classificeeren. Wanneer alles een chaos, een bonte mengeling ware, was dat zelfs al niet mogelijk; wetenschap ware dan niet bestaanbaar. Maar de mensch, die wetenschap zoekt, gaat uit van de onderstelling, dat er overal systeem is, dat het zijnde gekend kan worden, dat er een gedachte, een woord aan ten grondslag ligt. Zonder die onderstelling zou de wetenschap zich zelve vernietigen; en zelfmoord mag ook van haar niet worden geëischt. Zonder de Rede buiten ons is de Rede in ons een doellooze ongerijmdheid. Wetenschap beoefenen, 60 is zoeken naar het Woord, dat alle dingen heeft gemaakt en zonder hetwelk geen ding gemaakt is.

The initial opportunity for doing so can be provided by means of a scientific system. A person is not simply alive, but is also aware that he is alive. Within him all of nature, as it were, including himself, attains consciousness. Within him, it seeks its explanation, attempts to discern and behold itself in him. The person sees and thinks and knows. In that endless series of phenomena, he attempts to discern order and connection. Therefore, he begins to arrange, to 93 group, and to classify nature. If everything were chaos, a motley mass, that activity would be impossible; science would then not be able to exist. But the person who pursues knowledge proceeds on the basis of the assumption that systems exist everywhere, that what exists can be known, that an idea, a word, lies at the foundation of everything. Without that presupposition, science would destroy itself; and the suicide of science may not be demanded, either. Without Reason existing outside of us, Reason within us is a purposeless enigma. To practice science [60] is to seek for the Word that has made all things, without which nothing was made.

De wetenschap nu is eigenlijk één, gelijk de schepping één 453 is, en zoekt naar het principe en het systeem, dat alle dingen verbindt en staande houdt. Zij splitst zich echter, om de beperktheid van onzen blik en van ons verstand, in vele soorten van wetenschap, die elke een eigen groep van verschijnselen tot voorwerp van onderzoek kiezen. Ook die speciaalwetenschappen zoeken naar het principe en het systeem, dat ook aan die bijzondere soorten van verschijnselen ten grondslag liggen moet. Zij trachten als het ware de grondgedachte, de levenskracht er van op te sporen, van daar uit alwat tot een bepaald gebied behoort te beschrijven en toe te lichten, elk ding dus alleen te kennen op zich zelf, maar ook — en dit is ook pas echte wetenschap — in 't licht, in, het verband en uit het standpunt van het geheel.

De wetenschap nu is eigenlijk één, gelijk de schepping één is, en zoekt naar het principe en het systeem, dat alle dingen verbindt en staande houdt. Zij splitst zich echter, om de beperktheid van onzen blik en van ons verstand, in vele soorten van wetenschap, die elke een eigen groep van verschijnselen tot voorwerp van onderzoek kiezen. Ook die speciaalwetenschappen zoeken naar het principe en het systeem, dat ook aan die bijzondere soorten van verschijnselen ten grondslag liggen moet. Zij trachten als het ware de grondgedachte, de levenskracht er van op te sporen, van daar uit alwat tot een bepaald gebied behoort te beschrijven en toe te lichten, elk ding dus alleen te kennen op zich zelf, maar ook — en dit is ook pas echte wetenschap — in 't licht, in, het verband en uit het standpunt van het geheel.

All science is one, just as the creation is one, and science searches for the principle and the system that connects and supports all things. Because of the limits of our view and of our understanding, however, the scientific enterprise is divided up into many kinds of science, each of which chooses its own group of phenomena as the object of investigation. Even those specialty sciences search for the principle and the system that must lie at the foundation of those special kinds of phenomena as well. They attempt, as it were, to uncover the basic idea, the life force of those phenomena, in order from that point of view to describe and illuminate everything belonging to a particular field, in order to know each thing not only in itself but also—and this too is required for genuine science— in the light of, and in connection with, and from the standpoint of, the whole.

Een wetenschappelijk systeem mag dus niets anders wezen dan weergeving in woorden, omzetting in taal, beschrijving, afspiegeling in ons bewustzijn van het systeem in de dingen zelve. De wetenschap heeft niet te scheppen en te phantaseeren, maar alleen te beschrijven wat bestaat. Wij denken na, wat God ons eeuwig voor gedacht heeft en in de schepping belichaamd een gestalte heeft gegeven.

Dat dus naar een systeem gezocht wordt, kan niemand ten kwade worden geduid. Systematisch alle dingen te beschrijven, het systeem der dingen op te sporen is veeleer roeping en plicht en een zucht, door God zelven in het hart des menschen gelegd.

Een wetenschappelijk systeem mag dus niets anders wezen dan weergeving in woorden, omzetting in taal, beschrijving, afspiegeling in ons bewustzijn van het systeem in de dingen zelve. De wetenschap heeft niet te scheppen en te phantaseeren, maar alleen te beschrijven wat bestaat. Wij denken na, wat God ons eeuwig voor gedacht heeft en in de schepping belichaamd een gestalte heeft gegeven.

Dat dus naar een systeem gezocht wordt, kan niemand ten kwade worden geduid. Systematisch alle dingen te beschrijven, het systeem der dingen op te sporen is veeleer roeping en plicht en een zucht, door God zelven in het hart des menschen gelegd.

Thus, a scientific system may be nothing other than a reproduction in words, a translation into language, a description, a reflection in our consciousness, of the system present in things themselves. Science does not have to create and to fantasize, but only to describe what exists. We contemplate what God has thought eternally beforehand and has given embodied form in the creation.

So then, no one can speak evil of seeking a system. To describe all things systematically, to search for the system of things, is rather a calling and a duty and a yearning placed in the human heart by God himself.

Dat te verbieden, is de wetenschap zelve in het aangezicht slaan, en de gave Gods versmaden.

Dat te verbieden, is de wetenschap zelve in het aangezicht slaan, en de gave Gods versmaden.

To forbid that is to slap science itself in the face, and to despise God’s gift.

Wat is nu een dogmatisch systeem? Ter beantwoording dezer vraag is noodig te weten, wat Dogmatiek is. Deze is in elk geval, gelijk het woord zegt, wetenschappelijke uiteenzetting der dogma's. Met het woord dogma staan wij echter terstond op kerkelijk gebied. Een dogma is toch geen private meening of particulier gevoelen, maar eene door de Christelijke 454 Kerk in haar geheel, of door eene harer afdeelingen uitgesproken en beleden geloofswaarheid. Dogmatiek is dus altijd kerkelijk. Eene Bijbelsche is er niet, en eene Christelijke is er nog niet. Zij is niets anders dan de wetenschappelijke beschrijving van de belijdenis der gemeente.

Wat is nu een dogmatisch systeem? Ter beantwoording dezer vraag is noodig te weten, wat Dogmatiek is. Deze is in elk geval, gelijk het woord zegt, wetenschappelijke uiteenzetting der dogma's. Met het woord dogma staan wij echter terstond op kerkelijk gebied. Een dogma is toch geen private meening of particulier gevoelen, maar eene door de Christelijke Kerk in haar geheel, of door eene harer afdeelingen uitgesproken en beleden geloofswaarheid. Dogmatiek is dus altijd kerkelijk. Eene Bijbelsche is er niet, en eene Christelijke is er nog niet. Zij is niets anders dan de wetenschappelijke beschrijving van de belijdenis der gemeente.

What, then, is a dogmatic system?

94 To answer this question, it is necessary to know what Dogmatics is. In any case, this is, as the term says, a scientific explanation of dogmas. With the term dogma, however, we come to stand immediately in the arena of the church. After all, a dogma is not a private opinion or an individual sentiment, but the faith-truth declared and confessed by the Christian Church as a whole or by one of its branches. Thus, Dogmatics is always ecclesiastical. A Biblical Dogmatics does not exist, and a Christian Dogmatics does not yet exist. Dogmatics is nothing other than the scientific description of the confession of the church.

De behoefte aan een dogmatisch systeem in den waren zin de woords, begon eerst langzamerhand zich te doen gevoelen. De "einheitliche Einsicht" in de waarheid des Christendoms werd eerst allengs verkregen. Kerkvaders en Scholastieken vergenoegden zich, de dogmatische stof naar een practischen maatstaf zoo goed mogelijk te groepeeren, of in eene "Summa" samen te vatten.

De behoefte aan een dogmatisch systeem in den waren zin de woords, begon eerst langzamerhand zich te doen gevoelen. De „einheitliche Einsicht" in de waarheid des Christendoms werd eerst allengs verkregen. Kerkvaders en Scholastieken vergenoegden zich, de dogmatische stof naar een practischen maatstaf zoo goed mogelijk te groepeeren, of in eene „Summa" samen te vatten.

The need for a dogmatic system in the true sense of the word began to be sensed slowly at first. The “unitary insight” (einheitliche Einsicht) into the truth of Christianity was obtained gradually at first. Church fathers and Scholastics sufficed with grouping the material of dogmatics as well as possible according to a practical standard, or to summarize it in a Summa.

Ook de Hervorming deed de behoefte aan een dogmatisch systeem nog niet levendig ontwaken. Alleen Calvijn gaf in zijne Institutie ons een methodisch ingericht, architectonisch en systematisch geheel. Maar door de overigen werd de dogmatische inhoud zoo goed mogelijk in eene weinig wisselende orde gerangschikt en in elkaar volgende "loci" afgehandeld. In de Luthersche kerk waren de eersten, die in de dogmatiek meer systematisch te werk gingen, Calixtus, Calovius en vooral Quenstedt. In de Gereformeerde kerken na Calvijn vooral Coccejus, die op anderer voorgang de idee van verbond tot principe maakte van geheel het dogmatisch systeem. In onze eeuw was het vooral Schleiermacher, die op een systeem aandrong en zelf in zijne Glaubenslehre "de verlossing door Jezus van Nazareth" tot principe koos. Na hem is het streven algemeen, om ook in de dogmatiek streng systematisch te werk te gaan. Men stelt zich niet meer tevreden, met de leerstellige stof eenvoudig onder zekere rubrieken theologie, anthropologie, christologie enz. af te handelen. Men wil thans de geloofswaarheden van de gemeente in haar organische eenheid en verscheidenheid uiteenzetten. 455

61 Ook de Hervorming deed de behoefte aan een dogmatisch systeem nog niet levendig ontwaken. Alleen Calvijn gaf in zijne Institutie ons een methodisch ingericht, architectonisch en systematisch geheel. Maar door de overigen werd de dogmatische inhoud zoo goed mogelijk in eene weinig wisselende orde gerangschikt en in elkaar volgende „loci" afgehandeld. In de Luthersche kerk waren de eersten, die in de dogmatiek meer systematisch te werk gingen, Calixtus, Calovius en vooral Quenstedt. In de Gereformeerde kerken na Calvijn vooral Coccejus, die op anderer voorgang de idee van verbond tot principe maakte van geheel het dogmatisch systeem. In onze eeuw was het vooral Schleiermacher, die op een systeem aandrong en zelf in zijne Glaubenslehre „de verlossing door Jezus van Nazareth" tot principe koos. Na hem is het streven algemeen, om ook in de dogmatiek streng systematisch te werk te gaan. Men stelt zich niet meer tevreden, met de leerstellige stof eenvoudig onder zekere rubrieken theologie, anthropologie, christologie enz. af te handelen. Men wil thans de geloofswaarheden van de gemeente in haar organische eenheid en verscheidenheid uiteenzetten.

[61] Nor did the Reformation in its day bring to life the need for a dogmatic system. Only Calvin provided us, in his Institutes, with a methodically organized, architectonic, and systematic whole. But by the remaining theologians, the content of dogmatics was arranged as well as possible into an order that hardly changed, and was discussed in terms of a sequence of loci. In the Lutheran church we find the first theologians who worked in dogmatics in a more systematic way—Calixtus, Calovius, and especially Quenstedt. In the Reformed churches after Calvin, it was especially Cocceius who followed the lead of others in making the idea of covenant to be the principium of his entire dogmatic system. In our present century it was especially Schleiermacher who pressed for a system, and in his own Glaubenslehre chose as the principium “salvation by Jesus of Nazareth.” After him there has been a universal impulse to work strictly systematically in dogmatics. People are no longer satisfied with discussing doctrinal content simply in terms of certain rubrics of theology, anthropology, Christology, etc. Nowadays people want to set forth the church’s faith-truths in the context of the church’s organic unity and diversity.

Dat dit inzicht allengs is verkregen en de behoefte aan een dogmatisch systeem is ontwaakt, is zeker als een goede stap voorwaarts in de dogmatische wetenschap aan te merken.

Dat dit inzicht allengs is verkregen en de behoefte aan een dogmatisch systeem is ontwaakt, is zeker als een goede stap voorwaarts in de dogmatische wetenschap aan te merken.

That this insight was obtained gradually, and that the need for a dogmatic system has been awakened, are surely to be seen as good steps forward in the science of dogmatics.

Het Christendom heeft zeker allereerst onze godsdienstige en zedelijke behoeften te bevredigen, en moet dus eerst ook als waarheid zich bewijzen aan ons hart en aan ons geweten. Maar genoeg is dit niet. Het dient zich ook als waarheid te bewijzen aan ons verstand. Een poos moge een dualisme van hart en verstand vol te houden wezen, op den duur laat zich daarbij niet leven. Met het hart een Christen en met het verstand een Heiden, is eene uitspraak, die of op zelfmisleiding rust of tot verwerping van het een of het ander voert. Wat ons hart, met zijn geheimzinnige en diep-innige behoeften bevredigt, moet ook aan ons verstand voldoen. Tenzij men durfde aannemen, dat God tusschen verstand en hart een eeuwige klove had gesteld.

Het Christendom heeft zeker allereerst onze godsdienstige en zedelijke behoeften te bevredigen, en moet dus eerst ook als waarheid zich bewijzen aan ons hart en aan ons geweten. Maar genoeg is dit niet. Het dient zich ook als waarheid te bewijzen aan ons verstand. Een poos moge een dualisme van hart en verstand vol te houden wezen, op den duur laat zich daarbij niet leven. Met het hart een Christen en met het verstand een Heiden, is eene uitspraak, die of op zelfmisleiding rust of tot verwerping van het een of het ander voert. Wat ons hart, met zijn geheimzinnige en diep-innige behoeften bevredigt, moet ook aan ons verstand voldoen. Tenzij men durfde aannemen, dat God tusschen verstand en hart een eeuwige klove had gesteld.

95 Christianity has to satisfy our religious and moral needs first of all, to be sure, and therefore must prove itself to our heart and our conscience as being truth. But this is not enough. It should prove itself as truth to our understanding as well. Although a dualism of heart and mind may be maintained for a short time, it will not last long. “A Christian at heart and a pagan in mind” is a saying that either rests upon self-deception or leads to the rejection of the one or the other. What satisfies our heart, with its hidden and deeply internal needs, must satisfy our mind as well. Unless people want to believe that God has fixed an eternal chasm between mind and heart.

Nu is het de moeielijke, maar toch heerlijke taak der dogmatiek, om de belijdenis der gemeente ook aan het verstand als redelijk in den hoogsten zin des woords te bewijzen. Maar dan is ook allereerste eisch van ons denkend verstand, dat de dogma's niet los naast elkander staan, maar in elkaar vervat moeten wezen; dat zij samen een onverbrekelijk geheel, eene organische eenheid, een waar en volkomen systeem vormen. Indien de belijdenis der gemeente niet maar eene vrucht der verbeelding en eene mythologische "spielerei" is, maar beschrijving van werkelijke daden Gods, van een eigen leven; en indien de dogmatiek dus nog den naam van wetenschap verdient, dan kan aan dien strengen eisch niet worden ontkomen. Een dogmatisch systeem is de eisch, door de wetenschap aan de theologie gesteld, en het bewijs van de redelijkheid, van de echte wetenschappelijkheid van het Christendom.

Nu is het de moeielijke, maar toch heerlijke taak der dogmatiek, om de belijdenis der gemeente ook aan het verstand als redelijk in den hoogsten zin des woords te bewijzen. Maar dan is ook allereerste eisch van ons denkend verstand, dat de dogma's niet los naast elkander staan, maar in elkaar vervat moeten wezen; dat zij samen een onverbrekelijk geheel, eene organische eenheid, een waar en volkomen systeem vormen. Indien de belijdenis der gemeente niet maar eene vrucht der verbeelding en eene mythologische „Spielerei" is, maar beschrijving van werkelijke daden Gods, van een eigen leven; en indien de dogmatiek dus nog den naam van wetenschap verdient, dan kan aan dien strengen eisch niet 62 worden ontkomen. Een dogmatisch systeem is de eisch, door de wetenschap aan de theologie gesteld, en het bewijs van de redelijkheid, van de echte wetenschappelijkheid van het Christendom.

Now, it is the difficult but nonetheless glorious task of dogmatics to prove to the mind that the confession of the church is reasonable in the highest sense of the word. But then the primary requirement for our thinking mind is that the church’s dogmas do not stand disconnected alongside one another, but they must be contained within one another; that together they constitute an unbreakable whole, an organic unity, a true and complete system. If the confession of the church is not merely a fruit of the imagination and a mythological “gimmick” (Spielerei), but a description of real acts of God, of a unique life, and if dogmatics still deserves to be called a science, then that strict requirement cannot [62] be avoided. A dogmatic system is the requirement that science places upon theology, and it is the proof of the reasonableness, of the genuinely scientific nature, of Christianity.

Om nu een dogmatisch systeem te verkrijgen, moet voor alles het principe worden opgespoord (niet: ingelegd of 456 opgedrongen) waar het gansche systeem als 't ware van zelf uit opgebouwd en zonder geweld en dwang kan afgeleid worden. Er heerscht in dit opzicht, ten bewijze dat wij nog kennen ten deele, onder de dogmatici nog zeer weinig overeenstemming. De een neemt tot principe den persoon van Christus, een ander de verlossing, een derde de liefde, een vierde het Koninkrijk der hemelen, enz.

Om nu een dogmatisch systeem te verkrijgen, moet voor alles het principe worden opgespoord (niet: ingelegd of opgedrongen) waar het gansche systeem als 't ware van zelf uit opgebouwd en zonder geweld en dwang kan afgeleid worden. Er heerscht in dit opzicht, ten bewijze dat wij nog kennen ten deele, onder de dogmatici nog zeer weinig overeenstemming. De een neemt tot principe den persoon van Christus, een ander de verlossing, een derde de liefde, een vierde het Koninkrijk der hemelen, enz.

In order, then, to obtain a dogmatic system, before everything else the principium must be uncovered (not introduced to or forced upon dogmatics), from which the entire system as it were is constructed and can without violence and force be deduced. In this respect, as proof that we still know only in part, as yet very little agreement prevails among dogmaticians. One adopts as principium the person of Christ, another takes salvation, a third uses love, a fourth the Kingdom of heaven, and so on.

Misschien zijn er ook, die zeggen, dat het onverschillig is van welk beginsel uit men de dogmatische stof organiseert. Of men het ontleent aan de theologie of aan de soteriologie of nog aan een anderen "locus," men behandelt toch, altijd dezelfde waarheden. Tot op zekere hoogte is dit ook waar, en bewijst juist reeds, dat alle waarheden met elkander in onverbrekelijk verband staan, en dat geene enkele behandeld worden kan, zonder ook de behandeling der andere te eischen. Maar onverschillig is het daarom nog niet, van welk beginsel uit men de geloofswaarheden beschrijft. Het ware zuivere principe van het dogmatisch systeem is maar één en kan ook maar één zijn. Bij elk principe treedt de eene waarheid meer in het licht dan de andere. Het eenig ware beginsel van het dogmatisch stelsel is nu datgene, hetwelk aan elke enkele waarheid in het organisch geheel haar eigen plaats en waarde aanwijst, haar verband met het principe en met alle andere bijzondere waarheden helder in het licht stelt, en op die wijze naar alle zijden in de veelheid der waarheden organisch zich ontvouwt, om ze alle weer organisch in zich zelf samen te vatten. Naar dat beginsel te zoeken en van daar uit heel het gebouw der dogmatische waarheden op te trekken, is postulaat van de wetenschap der theologie. 2 457

Misschien zijn er ook, die zeggen, dat het onverschillig is van welk beginsel uit men de dogmatische stof organiseert. Of men het ontleent aan de theologie of aan de soteriologie of nog aan een anderen „locus," men behandelt toch, altijd dezelfde waarheden. Tot op zekere hoogte is dit ook waar, en bewijst juist reeds, dat alle waarheden met elkander in onverbrekelijk verband staan, en dat geene enkele behandeld worden kan, zonder ook de behandeling der andere te eischen. Maar onverschillig is het daarom nog niet, van welk beginsel uit men de geloofswaarheden beschrijft. Het ware zuivere principe van het dogmatisch systeem is maar één en kan ook maar één zijn. Bij elk principe treedt de eene waarheid meer in het licht dan de andere. Het eenig ware beginsel van het dogmatisch stelsel is nu datgene, hetwelk aan elke enkele waarheid in het organisch geheel haar eigen plaats en waarde aanwijst, haar verband met het principe en met alle andere bijzondere waarheden helder in het licht stelt, en op die wijze naar alle zijden in de veelheid der waarheden organisch zich ontvouwt, om ze alle weer organisch in zich zelf samen te vatten. Naar dat beginsel te zoeken en van daar uit heel het gebouw der dogmatische waarheden op te trekken, is postulaat van de wetenschap der theologie. 2

Perhaps there are others as well who say that it does not matter what principle people use for organizing the content of dogmatics. Whether one draws it from theology proper [the doctrine of God] or from soteriology or from another locus, one is nonetheless constantly dealing with the same truths. To a certain extent, this is true, and this already proves that all truths stand in unbreakable relationship with each other, and that no single truth can be examined 96 without requiring the examination of the others. But this does not therefore mean that the principle from which one proceeds in describing faith-truths is unimportant. The truly pure principium of the dogmatic system is but one and can be only one. With every principium one particular truth comes to stand in the light more than another. The only true principle of the dogmatic system is the one that appoints to every single truth its unique place within the organic whole, the one that places clearly in the light the relation of every truth with the principium and with all other particular truths, and in that manner unfolds organically on all sides in the multiplicity of truths in order again to be brought together organically into the truth itself. Seeking that principle, and from it to draw forth the entire edifice of the truths of dogmatics, is the postulate of the science of theology2.

Het is ons thans duidelijk geworden, wat naar mijne gedachte onder een dogmatisch systeem moet worden verstaan. Indien ik mij niet vergis, wordt hierdoor veler tegenzin tegen al wat zweemt naar systeem al vrijwat bekoeld. Immers, velen schijnt een stelsel van waarheden daarom zooveel tegen te hebben, wijl zij geheel onbekend zijn met, of althans een valsch begrip zich hebben gevormd van wat wetenschap is en een wetenschappelijk systeem. Men meent, dat systeem de dood is voor het leven, terwijl wij juist zagen, dat het er de beschrijving, de verklaring van is, en dat met den rijkdom en de volheid des levens ook altijd het organische en het systematische toenam.

Het is ons thans duidelijk geworden, wat naar mijne gedachte onder een dogmatisch systeem moet worden verstaan. Indien ik mij niet vergis, wordt hierdoor veler tegenzin tegen al wat zweemt naar systeem al vrijwat bekoeld. Immers, velen schijnt een stelsel van waarheden daarom zooveel tegen te hebben, wijl zij geheel onbekend zijn met, of althans een valsch begrip zich hebben gevormd van wat wetenschap is en een wetenschappelijk systeem. Men meent, dat systeem de dood is voor het 63 leven, terwijl wij juist zagen, dat het er de beschrijving, de verklaring van is, en dat met den rijkdom en de volheid des levens ook altijd het organische en het systematische toenam.

At this point it has become clear what, in my view, should be understood by a dogmatic system. If I am not mistaken, this has helped to weaken much antipathy toward everything that hints of a system. After all, many appear to have so much resistance against a system of truths because they are entirely unfamiliar with, or have formed a false notion about, what science is and what a scientific system is. People think that a system is fatal [63] for living life, whereas we saw that a system is precisely the description and explanation of life, and that with the abundance and fullness of life the organic and the systematic constantly increased.

Een systeem als systeem, ook een dogmatisch, heeft niets tegen, maar alles voor. Eene schaduwzijde, en dan soms eene zeer donkere, krijgt het eerst, als en naarmate het minder beantwoordt aan zijn eigen idée, dus minder systeem is.

Een systeem als systeem, ook een dogmatisch, heeft niets tegen, maar alles voor. Eene schaduwzijde, en dan soms eene zeer donkere, krijgt het eerst, als en naarmate het minder beantwoordt aan zijn eigen idée, dus minder systeem is.

A system as system, including a dogmatic system, has no cons, but only pros. It obtains a shadowy side, occasionally even a very dark side, only when and to the extent that it corresponds decreasingly to its unique idea, and thereby is less of a system.

Een systeem nu met zijn eigen principe mag nooit van buiten af genomen en opgedwongen worden aan de stof, welke men systematisch uiteenzetten wil. Dan ware het niets meer dan een Procrustesbed, waarin men de waarheden, zoo goed en zoo kwaad als het ging, passen en meten wou. Dat ware inderdaad de dood voor het leven. Maar het moet altijd aan de stof zelve ontleend worden. De dogmaticus heeft het systeem en het principe niet uit te vinden of te verzinnen; maar door ernstig onderzoek, door in te leven in wat hij behandelen en beschrijven zal, trachte hij tot de ontdekking te komen van wat van al die waarheden de vormende, besturende grondgedachte, de innerlijkste drijfkracht, de verborgen roerselen, den diepsten wortel uitmaakt.

Een systeem nu met zijn eigen principe mag nooit van buiten af genomen en opgedwongen worden aan de stof, welke men systematisch uiteenzetten wil. Dan ware het niets meer dan een Procrustesbed, waarin men de waarheden, zoo goed en zoo kwaad als het ging, passen en meten wou. Dat ware inderdaad de dood voor het leven. Maar het moet altijd aan de stof zelve ontleend worden. De dogmaticus heeft het systeem en het principe niet uit te vinden of te verzinnen; maar door ernstig onderzoek, door in te leven in wat hij behandelen en beschrijven zal, trachte hij tot de ontdekking te komen van wat van al die waarheden de vormende, besturende grondgedachte, de innerlijkste drijfkracht, de verborgen roerselen, den diepsten wortel uitmaakt.

A system with its own unique principium may never be adopted apart from, or forced upon, the material that one wants to set forth systematically. For then it would be nothing more than a Procrustean bed, where one adapts and fits the truths, as good and as bad as they were. That would indeed be fatal for living. But such a system with its own principium must always be derived from the 97 material itself. The dogmatician does not have to invent or devise the system and the principium; but by means of serious research, by means of living into what he wants to study and describe, let him attempt to arrive at the discovery of what, out of all those truths, comprises the constitutive, governing basic idea, the innermost driving force, the hidden stirrings, the deepest root.

Hij is dus ten strengste aan zijne stof, aan het voorwerp van zijn onderzoek gebonden. Indien wij nu weten, waaruit de dogmaticus zijne stof te putten heeft en welke die is, kunnen 458 wij ook zeer lichtelijk de schaduwzijden aanwijzen, welke, bij verwaarloozing van het een of ander, aan zijn dogmatisch systeem zullen zijn op te merken.

Hij is dus ten strengste aan zijne stof, aan het voorwerp van zijn onderzoek gebonden. Indien wij nu weten, waaruit de dogmaticus zijne stof te putten heeft en welke die is, kunnen wij ook zeer lichtelijk de schaduwzijden aanwijzen, welke, bij verwaarloozing van het een of ander, aan zijn dogmatisch systeem zullen zijn op te merken.

In this way, he is bound most strictly to his material, to the object of his investigation. If we know from where the dogmatician draws his material and what kind of material it is, we can very easily identify the shadowy sides that, due to the neglect of one thing or another, will be observable in his dogmatic system.

De bron, waaruit alle dogmatische waarheid geweld is en nog welt, is eenig en alleen de H. Schrift. De dogmaticus put echter zijne stof niet onmiddellijk uit de Schrift. Hoe zou dat ook kunnen, en van waar zou hij den maatstaf ontleenen, die bepaalde, welke waarheid hij uit de Schrift in zijne dogmatiek had op te nemen, en welke niet? Reeds lang vóór hem is dat in den loop der tijden onder de leiding des Geestes geschied door de gemeente. Hij heeft zijne stof gegeven in de belijdenis der kerk, waartoe hij behoort, welke echter zich zelve den eisch der Schriftuurlijkheid stelt. Deze beide, Schrift en belijdenis, zijn objectief en staan buiten den dogmaticus. Opdat zij nu ook subjectieve kracht voor hem verkrijgen, en in haar waren zin door hem opgevat en weergegeven kunnen worden, moet hij ook nog in zich gevoelen de getuigenis des H. Geestes; die getuigenis echter, zooals zij niet alleen in zijn hart zich vernemen laat, maar zooals zij ook vernomen wordt in heel de gemeente, die thans leeft, en waarvan hij slechts één enkel lid is.

De bron, waaruit alle dogmatische waarheid geweld is en nog welt, is eenig en alleen de H. Schrift. De dogmaticus put echter zijne stof niet onmiddellijk uit de Schrift. Hoe zou dat ook kunnen, en van waar zou hij den maatstaf ontleenen, die bepaalde, welke waarheid hij uit de Schrift in zijne dogmatiek had op te nemen, en welke niet? Reeds lang vóór hem is dat in den loop der tijden onder de leiding des Geestes geschied door de gemeente. Hij heeft zijne stof gegeven in de belijdenis der kerk, waartoe hij behoort, welke echter zich zelve den eisch der Schriftuurlijkheid stelt. Deze beide, Schrift en belijdenis, zijn objectief en staan buiten den dogmaticus. Opdat zij nu ook subjectieve kracht voor hem verkrijgen, en in haar waren zin door hem opgevat en weergegeven kunnen worden, moet hij ook nog in zich gevoelen de getuigenis des H. Geestes; die getuigenis echter, zooals zij niet alleen in zijn hart zich vernemen laat, maar zooals zij ook vernomen wordt in heel de gemeente, die thans leeft, en waarvan hij slechts één enkel lid is.

The source from which all dogmatic truth has sprung forth and continues to spring forth is only Holy Scripture alone. The dogmatician does not, however, draw his material directly from Scripture. How could he do that, and from where would he derive the standard that stipulated which truth he would have to include in his dogmatics, and which truth he should omit? That has occurred long before he came on the scene, throughout the course of the centuries, under the leading of the Spirit, through the church. He finds his material given to him in the confession of the church of which he is a member, which material itself, however, establishes the requirement of scripturality. Both of these—Scripture and confession—are objective and exist independently of the dogmatician. In order that they receive subjective force for him as well, and can be reproduced, he must also sense within himself the testimony of the Holy Spirit—that testimony, however, as discerned not only in his heart but as discerned in the whole church that is now living, of which he is but one individual member.

De eischen, aan het principe en systeem der dogmatiek gesteld, zijn dus drieërlei: dat het zij Schriftuurlijk, in oorsprong goddelijk;

dat het zij Kerkelijk, een kerkelijk karakter dragend, de lessen der historie niet versmadend, met een conservatief en tegelijk anti-revolutionair element, in zijn wezen vrucht der tijden;

dat het zij actueel, rekening houdend met en beantwoordend ook aan de behoeften van dezen tijd, progressief dus en naar volmaking strevend.

De eischen, aan het principe en systeem der dogmatiek gesteld, zijn dus drieërlei: dat het zij Schriftuurlijk, in oorsprong goddelijk;

dat het zij Kerkelijk, een kerkelijk karakter dragend, de lessen der 64 historie niet versmadend, met een conservatief en tegelijk anti-revolutionair element, in zijn wezen vrucht der tijden;

dat het zij actueel, rekening houdend met en beantwoordend ook aan de behoeften van dezen tijd, progressief dus en naar volmaking strevend.

The requirements fixed for the principium and system of dogmatics are therefore three: (1) that it be Scriptural, of divine origin; (2) that it be Ecclesiastical, bearing a churchly character, not despising the lessons of history, [64] possessing a conservative and simultaneously antievolutionary element, in its essence the fruit of its own time; and (3) that it be relevant, taking into consideration and corresponding to the needs of this generation, being progressive and striving for perfection.

Verwaarloozing van een of meer dezer drie eischen kan niet anders dan schade berokkenen aan en den tegenzin vermeerderen in het dogmatisch systeem. 459

Verwaarloozing van een of meer dezer drie eischen kan niet anders dan schade berokkenen aan en den tegenzin vermeerderen in het dogmatisch systeem.

Neglecting one or more of these three requirements can cause nothing but damage and increase resistance toward the dogmatic system.

Indien het dogmatisch systeem uitsluitend Bijbelsch wil wezen, loopt het gevaar, om noch eigenlijk dogmatisch, noch ook een waar systeem te zijn. Maar daarom juist wordt het door velen gezocht. Om aan al dat dogmatische en systematische te ontkomen, neemt men een kolossalen sprong over al de 18 eeuwen der Christ. Kerk heen en stelt zich, naar men meent, op den zuiveren en hechten bodem der Schrift. Daar toch is bij Jezus noch bij alle profeten en apostelen eenig systeem aan te treffen. Indien daarmede bedoeld wordt, dat de Schrift, nooit met abstracte begrippen werkend, altijd aanschouwelijk, schilderachtig, levendig, concreet is en alles beschrijft onder den verschen indruk van het leven, dan is dit ongetwijfeld waar. Maar onsystematisch is de Schrift daarom nog niet. Is zij niet zelve één geheel, een organisme, waarin één grondgedachte alle deelen bezielt? En vormen de gedachten van Jezus en van de profeten en apostelen, van ieder afzonderlijk en van allen samen niet een innerlijke eenheid en een met zichzelf en met al zijn deelen overeenstemmend geheel, ook al hebben geen van allen getracht, hun gedachten systematisch saam te vatten, en al werd den een veel dieper blik en veel breeder opvatting gegund dan den ander. Van die onderstelling moet uitgaan en gaat inderdaad ook uit elk dieper onderzoek der Schrift.

Indien het dogmatisch systeem uitsluitend Bijbelsch wil wezen, loopt het gevaar, om noch eigenlijk dogmatisch, noch ook een waar systeem te zijn. Maar daarom juist wordt het door velen gezocht. Om aan al dat dogmatische en systematische te ontkomen, neemt men een kolossalen sprong over al de 18 eeuwen der Christ. Kerk heen en stelt zich, naar men meent, op den zuiveren en hechten bodem der Schrift. Daar toch is bij Jezus noch bij alle profeten en apostelen eenig systeem aan te treffen. Indien daarmede bedoeld wordt, dat de Schrift, nooit met abstracte begrippen werkend, altijd aanschouwelijk, schilderachtig, levendig, concreet is en alles beschrijft onder den verschen indruk van het leven, dan is dit ongetwijfeld waar. Maar onsystematisch is de Schrift daarom nog niet. Is zij niet zelve één geheel, een organisme, waarin één grondgedachte alle deelen bezielt? En vormen de gedachten van Jezus en van de profeten en apostelen, van ieder afzonderlijk en van allen samen niet een innerlijke eenheid en een met zichzelf en met al zijn deelen overeenstemmend geheel, ook al hebben geen van allen getracht, hun gedachten systematisch saam te vatten, en al werd den een veel dieper blik en veel breeder opvatting gegund dan den ander. Van die onderstelling moet uitgaan en gaat inderdaad ook uit elk dieper onderzoek der Schrift.

98 If the dogmatic system seeks to be exclusively Biblical, it runs the risk of being neither truly dogmatics nor a genuine system. But precisely for that reason, that is what many want. In order to avoid all that is dogmatic and systematic, people make a colossal leap back over eighteen centuries of the Christian Church and land, so they think, on the unadulterated and secure ground of Scripture. There, neither with Jesus nor with all the prophets and apostles, we find no system at all. If by that is meant that Scripture never employs abstract concepts, is always graphic, picturesque, lively, and concrete, and describes everything in terms of the fresh awareness of life, then such a claim is undoubtedly true. But Scripture is not for that reason unsystematic. Is not Scripture itself one entity, an organism, where one single basic idea animates all its parts? And do not the thoughts of Jesus and of the prophets and apostles, of each individually and of all together, constitute an inner unity and a comprehensive entity that agrees internally and in all its parts, even though none of them has attempted to communicate their thoughts systematically, and even though the one was given a deeper glimpse and much broader view than another? Every more penetrating investigation of Scripture must proceed and does proceed from that presupposition.

Maar een eigenlijk gezegd dogmatisch stelsel kan uit de Schrift nooit worden verkregen. Men krijgt dan hoogstens eene soort Bijbelsche Theologie, of hoe men dit vak anders noemen moge. Zulk een stelsel nu heeft dit tegen: allereerst, dat het, onkerkelijk van aard, dikwerf zelfs uit anti-kerkelijke neigingen geboren, ook staat buiten de gemeente, deze volstrekt niet verder brengt, en haar schier dwingen zou om alle kerkelijke verschillen nivelleerend, een vergrijp te plegen aan haar eigen bestaan en historie. Dat het ten tweede, vreemd 460 van het geestelijk leven en de geestelijke ervaring der gemeente alle leven en bezieling en warmte mist, en sterk tegen al wat het bekrompen acht ijverend, zelfs tot onverdraagzaamheid toe, achter algemeen-christelijke, dikwerf vage en onbepaalde begrippen zich zoekt te verbergen. De bekende "Theologi Biblici" uit de eerste helft dezer eeuw, kunnen ons hiervan overvloedig bewijs leveren. En ten derde, dat het, zelfs onder de leus van de Schrift alleen, toch meestal, door haar zoo ongeveer tot een wetboek, tot een "codex Justinianeus" te verlagen, waaruit men de "articuli fidei" samengaart, dreigt zeer onschriftuurlijk te worden en haar bestemming voor de gemeente uit het oog te verliezen. Op dat standpunt heeft men eene kritiek te verwachten, zooals die nog onlangs door den Hoogleeraar Doedes op onze belijdenisschriften werd geoefend.

Maar een eigenlijk gezegd dogmatisch stelsel kan uit de Schrift nooit worden verkregen. Men krijgt dan hoogstens eene soort Bijbelsche Theologie, of hoe men dit vak anders noemen moge. Zulk een stelsel nu heeft dit tegen: allereerst, dat het, onkerkelijk van aard, dikwerf zelfs uit anti-kerkelijke neigingen geboren, ook staat buiten de gemeente, deze volstrekt niet verder brengt, en haar schier dwingen zou om alle kerkelijke verschillen nivelleerend, een vergrijp te plegen aan haar eigen bestaan en historie. Dat het ten tweede, vreemd van het geestelijk leven en de geestelijke ervaring der gemeente alle leven en bezieling en warmte mist, en sterk tegen al wat het bekrompen acht ijverend, zelfs tot onverdraagzaamheid toe, achter algemeen-christelijke, dikwerf vage en onbepaalde begrippen zich zoekt te verbergen. De bekende „Theologi Biblici" uit de eerste helft dezer eeuw, kunnen ons hiervan overvloedig bewijs leveren. En ten derde, dat het, zelfs onder de leus 65 van de Schrift alleen, toch meestal, door haar zoo ongeveer tot een wetboek, tot een „codex Justinianeus" te verlagen, waaruit men de „articuli fidei" samengaart, dreigt zeer onschriftuurlijk te worden en haar bestemming voor de gemeente uit het oog te verliezen. Op dat standpunt heeft men eene kritiek te verwachten, zooals die nog onlangs door den Hoogleeraar Doedes op onze belijdenisschriften werd geoefend.

But properly speaking, a dogmatic system can never be obtained from Scripture. One would get at most a kind of Biblical Theology, or whatever else one might call this discipline. Such a system has this defect: first, it is non-ecclesiastical in nature, often born of anti-ecclesiastical impulses, existing outside the church, not advancing the church, and would almost compel the church to reduce all ecclesiastical differences to the same level, committing an offense against its own existence and history. Secondly, it is foreign to the spiritual life and the spiritual experience of the church, lacks all life and animus, being fervently zealous in opposing everything it considers narrow, including even aversion to any intolerance, seeking refuge behind universal-Christian, often vague and undefined, concepts. The well-known “Biblical Theologians” of the first half of this century can provide us with ample proof of this. Thirdly, under the slogan [65] of sola Scriptura, by reducing Scripture virtually to a codebook, denigrating it to something like a codex Justinianeus from which one plucks the articula fidei, this approach usually risks becoming very unscriptural and losing its function of serving the church. Given that approach, we can expect to receive 99 criticism, as published recently by Professor Doedes against our confessions.

Nog meer is er misschien te zeggen tegen een dogmatisch systeem, dat met miskenning van de Schrift en van de voortgaande getuigenis des Heiligen Geestes, alleen geput wil worden uit wat de Kerk heelt uitgesproken. Zulk een systeem loopt, gelijk wij dat in de Roomsche kerk aanschouwen, ernstig gevaar, om de goddelijke bron verlatend, menschelijk gezag te huldigen en in menschvergoding, dat is in afgoderij te eindigen. In de Roomsche kerk zien we dat al zeer duidelijk. Maar ook op Protestantsch terrein dreigen voor zoodanig systeem dezelfde gevaren, schoon op andere wijze. Men komt er dan toe, om wel, niet in theorie, maar toch in de practijk de Kerk onfeilbaar te verklaren, blijvende toetsing harer uitspraken aan de Schrift onnoodig te achten, en zelfs bij elk woord en iedere uitdrukking der belijdenis te zweren. Zoodanig systeem wordt dus ten eerste zeer onschriftuurlijk. Ten tweede, door miskenning van de voortgaande getuigenis des Heiligen Geestes en dus van het progressief karakter dat de Dogmatiek moet dragen, wordt het systeem dor, levenloos, doodsch 461 en doodend, een petrefact, en maakt hen, die het theoretisch of practisch voorstaan, kleingeestig, bekrompen, enghartig. Op Protestantsch terrein ontdekken wij dan dat wettisch formalisme, die steile, ijskoude rechtzinnigheid, die jammerlijke zucht naar verkettering, die, wijl den Protestantschen geest zucht naar vrijheid als aangeboren is, hem een goed heenkomen zoeken doet in de altijd openstaande armen van het ongeloof. En ten derde, onder de leus van echt kerkelijk te wezen, dreigt zulk een systeem het wezen der Kerk te vernietigen. Het doet de Kerk namelijk òf — zooals wij in Rome zien — allengs meer in eene valsche Kerk overgaan, en ontneemt haar langzamerhand al de kenteekenen eener ware Kerk, òf, gelijk dat het geval is binnen het Protestantisme, het doet alle andere Christelijke kerkgenootschappen verketteren, het eigen kerkgenootschap tot het ééne ware verheffen, en indien ook dat den toets niet kan doorstaan, in conventikels, gezelschappen en evangelisatie-localen heil zoeken en troost, om daar samen te spreken over den grooten afval der dagen.

Nog meer is er misschien te zeggen tegen een dogmatisch systeem, dat met miskenning van de Schrift en van de voortgaande getuigenis des Heiligen Geestes, alleen geput wil worden uit wat de Kerk heelt uitgesproken. Zulk een systeem loopt, gelijk wij dat in de Roomsche kerk aanschouwen, ernstig gevaar, om de goddelijke bron verlatend, menschelijk gezag te huldigen en in menschvergoding, dat is in afgoderij te eindigen. In de Roomsche kerk zien we dat al zeer duidelijk. Maar ook op Protestantsch terrein dreigen voor zoodanig systeem dezelfde gevaren, schoon op andere wijze. Men komt er dan toe, om wel, niet in theorie, maar toch in de practijk de Kerk onfeilbaar te verklaren, blijvende toetsing harer uitspraken aan de Schrift onnoodig te achten, en zelfs bij elk woord en iedere uitdrukking der belijdenis te zweren. Zoodanig systeem wordt dus ten eerste zeer onschriftuurlijk. Ten tweede, door miskenning van de voortgaande getuigenis des Heiligen Geestes en dus van het progressief karakter dat de Dogmatiek moet dragen, wordt het systeem dor, levenloos, doodsch en doodend, een petrefact, en maakt hen, die het theoretisch of practisch voorstaan, kleingeestig, bekrompen, enghartig. Op Protestantsch terrein ontdekken wij dan dat wettisch formalisme, die steile, ijskoude rechtzinnigheid, die jammerlijke zucht naar verkettering, die, wijl den Protestantschen geest zucht naar vrijheid als aangeboren is, hem een goed heenkomen zoeken doet in de altijd openstaande armen van het ongeloof. En ten derde, onder de leus van echt kerkelijk te wezen, dreigt zulk een systeem het wezen der Kerk te vernietigen. Het doet de Kerk namelijk òf — zooals wij in Rome zien — allengs meer in eene valsche Kerk overgaan, en ontneemt haar langzamerhand al de kenteekenen eener ware Kerk, òf, gelijk dat het geval is binnen het Protestantisme, het doet alle andere Christelijke kerkgenootschappen verketteren, het eigen kerkgenootschap tot het ééne ware verheffen, en indien ook dat den toets niet kan doorstaan, in conventikels, gezelschappen en evangelisatie-localen heil zoeken en troost, om daar samen te spreken over den grooten afval der dagen.

Still more could perhaps be said against a dogmatic system that, as it misunderstands Scripture and the continuing testimony of the Holy Spirit, seeks to be drawn only from what the Church has declared. Such a system runs the serious risk, as we see in the Roman Catholic Church, of abandoning the divine source, giving honor to human authority, culminating in deifying people, that is to say, in idolatry. We see that all too clearly in the Roman Catholic Church. But among Protestants as well, the very same dangers accompany such a system, though in another manner. For people end up, not in theory but certainly in practice, declaring the Church to be infallible, considering the constant testing of its pronouncements by means of Scripture to be unnecessary, even going as far as swearing by every word and every formulation of the confession. Such a system is, first of all, very unscriptural. Secondly, by misunderstanding the continuing testimony of the Holy Spirit and thus the progressive character that Dogmatics must have, the system becomes barren, lifeless, deadly, and destructive, a petrifaction, making those who advocate it either in theory or in practice to be petty, narrow-minded, and parochial. In Protestant circles we then find legalistic formalism, that rigid, ice-cold conservatism, that miserable hunting for heretics, features that, because the Protestant spirit seeks the freedom that gave it birth, leads it on a quest that ends up in the perpetually open arms of unbelief. Thirdly, under the slogan of being genuinely ecclesiastical, such a system threatens to destroy the essence of the Church. For it causes the Church either— as we see in Rome—to transition gradually into becoming a false Church, gradually removing from it the marks of a true Church, or— as is the case within Protestantism—to denounce as heretics all other Christian church denominations, elevating one’s own church denomination to the one true Church, and when that one does not pass the test, to seek one’s salvation and consolation in conventicles, societies, and evangelism groups, in order there to discuss the great apostasy of our day.

Het derde, wat bij het vormen van een dogmatisch systeem in aanmerking komen moest, was de getuigenis des Heiligen Geestes in 't hart van den dogmaticus zelven en van de gemeente, waaruit hij leeft. Op dit Christelijk bewustzijn is sedert Schleiermacher, die het tot eenige bron verklaarde, veel meer dan vroeger de nadruk gelegd. Tot op zekere hoogte terecht. Daardoor wordt het progressief karakter der gemeente, van haar belijdenis en dus ook van de dogmatiek gehandhaafd, en de dwaling, alsof in eenig punt in het verleden, bij deze of gene Synode, de Heilige Geest reeds het volle licht over alle waarheden des heils in de gemeente had doen opgaan, voorkomen.

Het derde, wat bij het vormen van een dogmatisch systeem in aanmerking komen moest, was de getuigenis des Heiligen Geestes in 't hart van den dogmaticus zelven en van de gemeente, waaruit hij leeft. Op dit Christelijk bewustzijn is sedert Schleiermacher, die het tot eenige 66 bron verklaarde, veel meer dan vroeger de nadruk gelegd. Tot op zekere hoogte terecht. Daardoor wordt het progressief karakter der gemeente, van haar belijdenis en dus ook van de dogmatiek gehandhaafd, en de dwaling, alsof in eenig punt in het verleden, bij deze of gene Synode, de Heilige Geest reeds het volle licht over alle waarheden des heils in de gemeente had doen opgaan, voorkomen.

The third requirement that must be met in connection with forming a dogmatic system was the testimony of the Holy Spirit in the heart of the dogmatician himself and of the church from which he draws life. Great emphasis has been placed on this Christian consciousness, more now than formerly, ever since Schleiermacher, 100 who declared this to be the only [66] source. To a certain extent, this was correct. Thereby the progressive character of the church, of its confession, and thus of dogmatics as well, was being maintained, and the error was prevented of people thinking that at a particular moment in the past, with this or that Synod, the Holy Spirit had caused the full light to shine in the church upon all the truths of salvation.

Maar indien dat Christelijk bewustzijn als eenige bron van het dogmatisch systeem wordt aangemerkt, dan dreigen er zeer 462 ernstige gevaren. Dan gaat ten eerste, door terzijdestelling van de Schrift, de goddelijke oorsprong en het Schriftuurlijk karakter der dogmatische stof te loor. Door verwerping van de belijdenis der Kerk wordt dan ten tweede, de historie miskend, de leiding des Geestes in het verledene geloochend, de waarheid in het conservatisme gelegen, geheel prijs gegeven. Maar dan kan ook ten derde het heden nimmer goed worden begrepen. Niet meer genormeerd door de Schrift, losgemaakt van het verleden, zal het Christelijk bewustzijn allengs zijne Christelijkheid verliezen; wat de Heilige Geest dan thans in de gemeente getuigt, zal dan zuiver kunnen opgemaakt, maar alleen, naar een subjectieven maatstaf kunnen beoordeeld worden. Het systeem wordt dan alzoo subjectief, individualistisch, modern in den modernen zin van dat woord.

Maar indien dat Christelijk bewustzijn als eenige bron van het dogmatisch systeem wordt aangemerkt, dan dreigen er zeer ernstige gevaren. Dan gaat ten eerste, door terzijdestelling van de Schrift, de goddelijke oorsprong en het Schriftuurlijk karakter der dogmatische stof te loor. Door verwerping van de belijdenis der Kerk wordt dan ten tweede, de historie miskend, de leiding des Geestes in het verledene geloochend, de waarheid in het conservatisme gelegen, geheel prijs gegeven. Maar dan kan ook ten derde het heden nimmer goed worden begrepen. Niet meer genormeerd door de Schrift, losgemaakt van het verleden, zal het Christelijk bewustzijn allengs zijne Christelijkheid verliezen; wat de Heilige Geest dan thans in de gemeente getuigt, zal dan zuiver kunnen opgemaakt, maar alleen, naar een subjectieven maatstaf kunnen beoordeeld worden. Het systeem wordt dan alzoo subjectief, individualistisch, modern in den modernen zin van dat woord.

But if that Christian consciousness is seen to be the only source of the dogmatic system, then very serious dangers arise. First, by setting aside Scripture, the divine origin and Scriptural character of the material for dogmatics are lost. Secondly, by rejecting the confession of the Church, history is misunderstood, the leading of the Spirit in the past is denied, the truth now lies embedded in conservatism, and is entirely surrendered. But then, thirdly, the modern era can never be understood properly. No longer normed by Scripture, severed from the past, the Christian consciousness will gradually lose its Christian character; what the Holy Spirit testifies to within the church can at that point simply be invented, but can be evaluated only according to a subjective standard. At that point, the system thereby becomes subjective, individualistic, fashionable in the modern sense of that word.

Dat zijn in het kort de nadeelen, die aan een dogmatisch systeem verbonden kunnen zijn. Op zich zelf genomen, heeft het niets tegen, maar alles voor. Het hangt er geheel van af, wat voor systeem het is, in welke mate het aan zijn eigen idee beantwoordt. Het wordt en werkt te schadelijker, naarmate het de eischen, die er naar mijne meening aan gesteld moet en worden, miskent of minder vervult. Eén eisch te versmaden, is in den grond alle drie miskennen. Schriftuurlijk, historisch-kerkelijk, en tevens progressief; elk dezer drie kan het dogmatisch systeem slechts wezen, als het alle drie te zamen is. Het zal daarom dan ook te meer voor hebben en te rijker, zegen verspreiden, naarmate het aan deze drie eischen te beter beantwoordt.

Dat zijn in het kort de nadeelen, die aan een dogmatisch systeem verbonden kunnen zijn. Op zich zelf genomen, heeft het niets tegen, maar alles voor. Het hangt er geheel van af, wat voor systeem het is, in welke mate het aan zijn eigen idee beantwoordt. Het wordt en werkt te schadelijker, naarmate het de eischen, die er naar mijne meening aan gesteld moet en worden, miskent of minder vervult. Eén eisch te versmaden, is in den grond alle drie miskennen. Schriftuurlijk, historisch-kerkelijk, en tevens progressief; elk dezer drie kan het dogmatisch systeem slechts wezen, als het alle drie te zamen is. Het zal daarom dan ook te meer voor hebben en te rijker, zegen verspreiden, naarmate het aan deze drie eischen te beter beantwoordt.

Those, in short, are the disadvantages that can be bound up with a dogmatic system. Taken by itself, it has no cons, only pros. The extent to which it corresponds to its own idea depends entirely on what kind of system it is. It becomes more damaging, and causes more injury, to the degree that it misunderstands or fails to fulfill the requirements that, in my view, must be assigned to it. To spurn one of those requirements is fundamentally to misunderstand all three. A dogmatic system must be Scriptural, historical-ecclesiastical, and at the same time progressive. A dogmatic system can be each of these three only when it is all three simultaneously. For this reason it will have more advantages, and will spread blessing more abundantly, to the degree that it fulfills these three requirements.

Dan zijn de voordeelen groot, en voornamelijk in een drietal samen te vatten.

Dan zijn de voordeelen groot, en voornamelijk in een drietal samen te vatten.

So then, the advantages are many, three of which are especially noteworthy.

1. Het handhaaft het Christendom als waarheid voor ons verstand en toont, ons de redelijkheid van ons geloof. Een dogmatisch systeem is, wel geene apologetiek, maar heeft toch eene 463 apologetische natuur. Ook dat is noodig, dat het Christendom zich aan ons verstand bewijze, niet eene fabel of eene verdichting te wezen, maar werkelijk waarheid en leven. Dat komt eerst ten volle aan het licht in het dogmatisch systeem, waarin de theologie eerst tot een volkomen zelfstandig bestaan komt en als eene eigen faculteit zich handhaaft.

1. Het handhaaft het Christendom als waarheid voor ons verstand en toont, ons de redelijkheid van ons geloof. Een dogmatisch systeem is, wel geene apologetiek, maar heeft toch eene apologetische natuur. Ook dat is noodig, dat het Christendom zich aan ons verstand bewijze, niet eene fabel of eene verdichting te wezen, maar werkelijk waarheid en leven. Dat komt eerst ten volle aan het licht in het dogmatisch systeem, waarin de theologie eerst tot een volkomen zelfstandig bestaan komt en als eene eigen faculteit zich handhaaft.

1. It maintains Christianity as being true for our mind, and shows us the reasonableness of our faith. A dogmatic system is not an apologetics, but nonetheless has an apologetic nature. That too is needed, namely, that Christianity prove itself to our mind, as something that is neither fable nor fiction, but real truth and life. That 101 comes fully to light only in the dogmatic system where for the first time theology comes to its own completely independent existence and is sustained with its own faculty.

2. Het brengt het leven der gemeente tot helder bewustzijn. Niet te leven, maar te weten dat men leeft, zich zelven, eigen leven in zijn oorsprong en rijkdom, te kennen, is het hoogste.

67 2. Het brengt het leven der gemeente tot helder bewustzijn. Niet te leven, maar te weten dat men leeft, zich zelven, eigen leven in zijn oorsprong en rijkdom, te kennen, is het hoogste.

[67] 2. It brings the life of the church to clear awareness. Not merely being alive, but knowing that one is alive, knowing oneself, one’s own life in its origin and abundance, is the highest benefit.

Het geestelijk leven der gemeente is een helder, bewust leven. Dat komt al uit in de belijdenissen der Kerk, waarin zij zich rekenschap geeft van zich zelve. Maar dit is maar ten deele. Zij streeft naar altijd meerder licht en mint de duisternis niet. De Kerk eischt, dringt, roept om eene theologie, zij zou aan 't kwijnen gaan zonder deze, evenals deze sterven zou zonder haar. De theologie en vooral dus de dogmatiek welke systematisch wezen moet, heeft eene heerlijke taak, om de gemeente zich zelve te doen verstaan en te doen kennen, om haar tot bewustzijn te brengen van haar eigen leven en schatten. Dat zal er dan veel toe bijdragen om de gemeente in 't rechte spoor te doen blijven, voor misstappen en dwalingen haar te behoeden, en alzoo weer haar leven zelf gezond te maken of te doen blijven, en haar bloei en groei en wasdom te bevorderen.

Het geestelijk leven der gemeente is een helder, bewust leven. Dat komt al uit in de belijdenissen der Kerk, waarin zij zich rekenschap geeft van zich zelve. Maar dit is maar ten deele. Zij streeft naar altijd meerder licht en mint de duisternis niet. De Kerk eischt, dringt, roept om eene theologie, zij zou aan 't kwijnen gaan zonder deze, evenals deze sterven zou zonder haar. De theologie en vooral dus de dogmatiek welke systematisch wezen moet, heeft eene heerlijke taak, om de gemeente zich zelve te doen verstaan en te doen kennen, om haar tot bewustzijn te brengen van haar eigen leven en schatten. Dat zal er dan veel toe bijdragen om de gemeente in 't rechte spoor te doen blijven, voor misstappen en dwalingen haar te behoeden, en alzoo weer haar leven zelf gezond te maken of te doen blijven, en haar bloei en groei en wasdom te bevorderen.

The spiritual life of the church must be a clearheaded, conscious life. That is expressed already in the confessions of the Church, where the church gives consideration to itself. But this is only partial. The church strives for constantly more light and does not court the darkness. The Church requires theology, presses for theology, cries out for theology, without which the church would languish—even as theology would die without the church. Theology, and especially dogmatics whose essence must be systematic, has a glorious task; namely, to lead the church in understanding and knowing itself, in order to bring the church to awareness of its own life and treasures. That will contribute significantly to keeping the church on the right road, to protecting the church from missteps and errors, and thereby making the church’s life healthy once again or continuing the church’s health, and promoting the church’s flourishing and growth and development.

3. En ten derde zal het dogmatisch systeem ons een recht inzicht verschaffen in het organisme der Heilige Schrift. Daar door zal eerst in die vele en velerlei geopenbaarde waarheden de ware eenheid voor ons zichtbaar worden. Er zal orde komen in die schijnbare verwarring, eenheid en systeem in die bonte verscheidenheid. Een licht zal er in onze ziele opgaan over al die wondere wegen Gods. Zijne heilsdaden zullen alle en iedere op haar eigene wijze schitteren van glans en van 464 heerlijkheid. En de zalige ontdekking, dat we ook in het dogmatisch systeem niet te doen hebben met een chaos, waarin onze geest geen orde vinden kan, maar met een kunststuk van God Drieënig, wiens werken alle kunst zijn en schoonheid, zal onze ziel met blijdschap en met onuitsprekelijke dankbaarheid vervullen. Het dogmatisch systeem doet ons dus God kennen en God bewonderen.

3. En ten derde zal het dogmatisch systeem ons een recht inzicht verschaffen in het organisme der Heilige Schrift. Daar door zal eerst in die vele en velerlei geopenbaarde waarheden de ware eenheid voor ons zichtbaar worden. Er zal orde komen in die schijnbare verwarring, eenheid en systeem in die bonte verscheidenheid. Een licht zal er in onze ziele opgaan over al die wondere wegen Gods. Zijne heilsdaden zullen alle en iedere op haar eigene wijze schitteren van glans en van heerlijkheid. En de zalige ontdekking, dat we ook in het dogmatisch systeem niet te doen hebben met een chaos, waarin onze geest geen orde vinden kan, maar met een kunststuk van God Drieënig, wiens werken alle kunst zijn en schoonheid, zal onze ziel met blijdschap en met onuitsprekelijke dankbaarheid vervullen. Het dogmatisch systeem doet ons dus God kennen en God bewonderen.

3. Thirdly, the dogmatic system will supply us with a correct insight into the organism of Holy Scripture. Thereby the true unity within those many and various revealed truths will become visible to us for the first time. Order will be provided in that apparent confusion, unity and system among that colorful variety. A light will arise in our soul to shine upon all those wonderful ways of God. His redemptive acts, all of them and each of them in its own way, will radiate with luster and glory. And the blessed discovery that with the dogmatic system we are dealing not with a chaos wherein our spirit can find no order, but with an artifact of the Triune God, all of whose works comprise artistry and beauty, will fill our souls with joy and inexpressible gratitude. The dogmatic system leads us to know God and to revere God.

Indien dat er voor is, wat zal er dan tegen zijn?


Franeker.

Bavinck


Indien dat er voor is, wat zal er dan tegen zijn?

If that is for it, what then will be against it?

1 Referaat voor de Centrale Pastoraal-Conferentie, gehouden te Utrecht, 16 en 17 Aug. 1881.

2 Vergelijk bij geheel dit onderwerp L. Schoeberlein, Das Princip und System der Dogmatik. Einleitung in die Christliche Glaubenslehre. Heidelberg, Carl Winter, 1881.



* Referaat voor de Centrale Pastoraal-Conferentie, gehouden te Utrecht, 16 en 17 Aug. 1881.

2 Vergelijk bij geheel dit onderwerp L. Schoeberlein, Das Princip und System der Dogmatik. Einleitung in die Christliche Glaubenslehre. Heidelberg, Carl Winter, 1881.


1 Address to the Central Pastoral Conference held at Utrecht 16-17 August 1881. Published in De Vrije Kerk. Vereeniging van Christelijke Gereformeerde Stemmen 10 (1881): 449-64. Included in H. Bavinck, Kennis en Leven (Kampen: Kok, 1922), 57-67. Pagination from Kennis en Leven is provided in brackets.

2 In connection with this entire subject, compare L. Shoeberlein, Das Princip und System der Dogmatik: Einleitung in die Christliche Glaubenslehre (Heidelberg: Carl Winter, 1881).





Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept