Ten geleide Drie manuscripten 9 Twee jaar geleden verscheen de nooit eerder gepubliceerde Gereformeerde Ethiek van Herman Bavinck.1 Deze in het Archief Bavinck bewaard gebleven Gereformeerde Ethiek is een omvangrijk manuscript: 1075 met de hand geschreven pagina’s plus toegevoegde papieren met aantekeningen. Vergelijking van dit manuscript met bewaard gebleven aantekeningen van studenten brengt aan het licht, dat Bavinck het heeft gebruikt voor zijn colleges gereformeerde ethiek tijdens zijn jaren als hoogleraar te Kampen (1883-1902).2 De Gereformeerde Ethiek is niet voltooid. Van het vierde en laatste deel, getiteld ‘De levenskringen, waarin het zedelijk leven zich heeft te openbaren’, heeft Bavinck slechts het eerste hoofdstuk over ‘De familie’ geschreven. De voorgenomen hoofdstukken over ‘Maatschappij’, ‘Kunst en wetenschap (school)’, ‘Staat’, ‘Kerk’ en ‘Mensheid Godsrijk’ ontbreken. In het ‘Ten geleide’ bij de uitgave heb ik twee redenen genoemd, waarom Bavinck zijn Gereformeerde Ethiek mogelijk niet heeft voltooid, hoewel hij tot ver in zijn Amsterdamse jaren wél aantekeningen en literatuurverwijzingen in de marge van het manuscript is blijven noteren3 – hij heeft het manuscript dus nooit opgegeven. De ene reden hangt samen 10 met zijn leeropdracht aan de Vrije Universiteit. Daartoe behoorde niet langer het vak (gereformeerde) ethiek. Dit vak was toevertrouwd aan zijn collega Willem Geesink (1854-1929). Bavinck zal hebben geweten dat zijn collega werkte aan een Gereformeerde Ethiek.4 Wellicht heeft hij zijn collega niet voor de voeten willen lopen. De andere reden – die ik als eerste noemde – luidt, dat Bavinck bij nader inzien mogelijk niet tevreden was met zijn Gereformeerde Ethiek. Er ontbrak iets aan: een bespreking van de filosofische ethiek.5 Ik leidde dat af uit enkele andere manuscripten met betrekking tot de ethiek in het Archief Bavinck. Twee of drie van deze manuscripten, waarin de filosofische ethiek wel een plaats heeft, zijn door Bavinck eveneens voor zijn ethiekcolleges gebruikt. Blijkbaar is Bavinck in de loop van zijn jaren als hoogleraar te Kampen tot de conclusie gekomen, dat hij zijn studenten niet kon opleiden in de ethiek zonder aandacht te besteden aan de filosofische ethiek. Mogelijk heeft hij gedacht: je kunt studenten toch niet de pastorie in laten gaan zonder ze enigszins op de hoogte te hebben gebracht van de geschiedenis van de filosofische ethiek en van contemporaine stromingen op dat gebied. In deze uitgave worden de drie manuscripten waarop ik zinspeelde nu voor het eerst gepubliceerd. Ze hebben achtereenvolgens als titel (met tussen haakjes het nummer in het Archief Bavinck): – Ethiek (map 197); – Schets der gereformeerde ethiek (map 61); – Gereformeerde ethiek (map 120). Deze titels zetten enigszins op het verkeerde been. Ze wekken immers niet de indruk dat ze (tenminste deels) aan de filosofische ethiek zijn gewijd. Nadere bestudering van de manuscripten leert echter dat de filosofische ethiek in alle drie meer of minder uitvoerig aan de orde komt. Om die reden heb ik deze uitgave de titel Filosofische Ethiek gegeven. Een reden waarom de manuscripten van map 61 en map 120 de term ‘gereformeerde ethiek’ in de titel hebben, zou kunnen zijn dat Bavincks ethiekcolleges in Kampen de titel hadden: ‘Gereformeerde ethiek’. 11 Het eerstgenoemde document ‘Ethiek’ (map 197) is verreweg het omvangrijkste van de drie manuscripten. Het telt honderdvierendertig met de hand geschreven pagina’s en is bijna in zijn geheel aan de filosofische ethiek gewijd. In zijn later geschreven manuscript ‘Gereformeerde ethiek’ (map 120) verwijst Bavinck naar een ander manuscript met de woorden: ‘mijn filosofische moraal’.6 Naar mijn overtuiging doelt hij daarmee op zijn ‘Ethiek’ (map 197). ‘Ethiek’ heeft de volgende opbouw: §1 Naam en begrip. §2 Filosofische ethiek. §3 Hoofdvormen der filosofische ethiek. §4 Beknopt overzicht van de geschiedenis der filosofische ethiek. A. Bij de Grieken. B. Geschiedenis der filosofische ethiek in de nieuwere tijd. C. Nieuwste filosofie: kriticisme en speculatie. §5 Hedendaagse opvattingen van de filosofische ethiek. A. De onafhankelijke moraal. B. Het positivisme. C. Het utilisme. D. De evolutieleer. E. Het pessimisme. Op de laatste zeven bladzijden is daaraan toegevoegd een puntsgewijs genoteerde ‘Schets van de gereformeerde ethiek’. Deze valt na een inleiding in twee delen uiteen. Het eerste deel doet sterk denken aan de opbouw van de eerste drie delen van Bavincks Gereformeerde Ethiek. De opbouw van het tweede deel – ‘Openbaring van dat leven in de wereld’ – doet denken aan de opbouw van het ontbrekende vierde deel van Bavincks Gereformeerde Ethiek. Opvallend aan de eerste vijf paragrafen van ‘Ethiek’ is de zorgvuldige indeling. Evenals in zijn Gereformeerde Ethiek vinden we aan het begin een betoog over naam en begrip van het vak ‘ethiek’. Vervolgens gaat hij kort in op de mogelijkheid, het karakter en de waarde van de filosofische ethiek en onderscheidt hij heel kort drie hoofdvormen van de filosofische ethiek. Daarna staat hij uitvoerig stil bij de geschiedenis van de filosofische ethiek en vooral bij vijf contemporaine stromingen binnen de filosofische ethiek. De bespreking van elk van deze vijf stromingen wordt telkens afgesloten met een ‘kritiek’, die nu eens scherp en dan weer genuanceerd is. Wanneer is ‘Ethiek’ (map 197) geschreven? Aanwijzingen daarvoor la- 12 ten zich vinden in de vele literatuur die Bavinck noemt en gebruikt. In de paragraaf over de ‘onafhankelijke moraal’ verwijst hij naar – zo geeft hij expliciet aan – de tweede druk van het boek Problèmes de Morale Sociale van de hand van de Franse filosoof Elme-Marie Caro (1826-1887), waarbij hij zelfs noteert dat hij het boek zelf bezit.7 Deze tweede druk verscheen te Parijs in 1887 (hoewel Bavinck zelf 1886 als jaar van publicatie noteert).8 In de paragraaf over de evolutieleer vinden we een verwijzing naar een opstel van de Nederlandse jurist en politicus Willem van der Vlugt (1853-1928), gepubliceerd in augustus 1887 in De Gids. Alle overige literatuur die Bavinck noemt of gebruikt is van voor 1887. Dat betekent, dat ‘Ethiek’ in of kort na 1887 moet zijn geschreven. Soms vinden we in ‘Ethiek’ later in de marge toegevoegde literatuur. In de paragraaf over onafhankelijke moraal bijvoorbeeld een in 1909 verschenen brochure van de Amsterdamse hoogleraar Albertus Bruining (1846-1919) en een eveneens in 1909 verschenen opstel van de doopsgezinde theoloog Jan Gerrit Boekenoogen (1856-1933).9 Deze later toegevoegde literatuur is uiteraard niet van betekenis voor de datering van het manuscript. Het feit dat Bavinck, evenals het geval was in het manuscript van zijn Gereformeerde Ethiek, in zijn Amsterdamse jaren dus ook in dit manuscript literatuurverwijzingen toevoegt, geeft aan hoezeer hij de literatuur op het gebied van de wijsgerige en de theologische ethiek bijhield en hoezeer het vakgebied van de ethiek hem na aan het hart lag. Het derde manuscript – op het tweede kom ik straks terug – is getiteld: ‘Gereformeerde ethiek’ (map 120). Het telt honderdeen met de hand geschreven pagina’s. Men moet daarbij bedenken, dat Bavinck het doorlopende betoog slechts schreef op de rechter pagina’s van een cahier (dus de oneven pagina’s). Op de linker (even) pagina’s zijn soms later aantekeningen of literatuurverwijzingen toegevoegd (deze zijn in deze uitgave als voetnoten weergegeven). Het doorlopende betoog telt dus ongeveer vijftig pagina’s. Het document valt in drie paragrafen uiteen: §1. Begrip der ethiek. §2. Filosofische ethiek. §3. Christelijke ethiek. 13 De eerste, vijftien – en dus in werkelijkheid slechts acht – pagina’s tellende, paragraaf vormt het ook uit andere manuscripten bekende betoog waarmee hij gewoonlijk zijn ethiekcollege begint: naam en begrip van het vak ethiek. Opvallend in de terminologische analyses is, dat hij het begrip ‘zede’ nu van een andere etymologische afleiding voorziet dan hij eerder in zijn Gereformeerde Ethiek en in zijn manuscript ‘Ethiek’ (map 197) deed.10 De tweede paragraaf is gewijd aan de filosofische ethiek en loopt van pagina 17-93. Deze tweede paragraaf vormt dus verreweg het grootste deel van het manuscript. Opvallend is dat hij nu niet, zoals in ‘Ethiek’ (map 197), kiest voor een historische insteek, maar zijn studenten een meer thematisch overzicht biedt van uitgangspunten voor filosofische ethiek en zo komt tot een onderscheiding van uiteenlopende ‘stelsels’ van wijsgerige ethiek: A. Stelsels die het moraalprincipe in de mens zoeken, namelijk: a. Rationele, intellectualistische ethiek. b. Ethiek van een apart zedelijk vermogen (bewustzijn, instinct gevoel). c. Ethiek van het medegevoel. d. Ethiek van de zedelijke waardering, van de zedelijke smaak, van het esthetisch formalisme. e. Ethiek van de kategorische imperatief of de praktische Vernunft. f. Ethiek van de intuïtieve rede. B. Stelsels die het moraalprincipe buiten de mens zoeken, namelijk: a. In God. b. In de natuur. c. In de staat. d. In de individuele lust (hedonisme, egoïstisch utilisme). e. Eudemonisme. f. Ethiek der zelfvolmaking. g. Utilisme. h. Evolutionisme. i. Positivisme. j. Boeddhisme. k. Anarchisme, egoïsme. Uit een collegedictaat, dat in de bibliotheek van de Theologische Uni- 14 versiteit Kampen bewaard is gebleven,11 laat zich afleiden dat Bavinck in het studiejaar 1900-1901 voor zijn ethiekcolleges tot en met punt B.f gebruik heeft gemaakt van het manuscript ‘Gereformeerde ethiek’ (map 120). Voor wat volgt heeft hij teruggegrepen op het manuscript ‘Ethiek’ (map 197)12 – door hem dan aangeduid als ‘mijn filosofische moraal’. De derde en laatste paragraaf (pagina 93-101) biedt puntsgewijs een overzicht van hoe Bavinck zich een ‘Christelijke ethiek’ – een opvallende aanduiding, omdat hij tot dan toe altijd sprak over een ‘Gereformeerde ethiek’! – op dat moment voorstelt. Na een inleidend betoog onderscheidt hij drie delen: I. Leer van de mens als subject van het zedelijke. II. De wet norma van het goede. III. Het doel van het zedelijke: Sittliche Güter. Deze opzet verschilt aanzienlijk van Bavincks Gereformeerde Ethiek. Een belangrijk verschil is dat de filosofische ethiek in het inleidende betoog een plaats inneemt. Om die reden werd deze opzet al eerder als bijlage opgenomen in de uitgave van Bavincks Gereformeerde Ethiek.13 Het manuscript ‘Gereformeerde ethiek’ (map 120) – nogmaals: ik vermoed dat het deze titel heeft, omdat Bavincks ethiekcolleges de titel droegen van: ‘gereformeerde ethiek’ – is geschreven in het jaar waarin Bavinck het heeft gebruikt voor zijn colleges (1900-1901). In het lopende betoog vinden we namelijk een kritische verwijzing naar het boek Zedekunde. Leidraad ten gebruike bij het hooger onderwijs van de hand van de (op dat moment) Utrechtse hoogleraar Gijsbert Hendrik Lamers (1834-1903).14 Het Eerste stuk daarvan werd in het jaar 1900 door J.B. Wolters te Groningen uitgegeven. Daarnaast heeft Bavinck verscheidene andere publicaties uit de daaraan voorafgaande jaren gebruikt. Dat toont nogmaals aan hoezeer hij de literatuur op het gebied van de ethiek bijhield. Tussen de manuscripten ‘Ethiek’ (map 197) en ‘Gereformeerde ethiek’ (map 120) is in deze uitgave nog een derde manuscript opgenomen: ‘Schets van de gereformeerde ethiek’ (map 61). Het telt tachtig met de hand geschreven pagina’s. Evenals bij ‘Ethiek’ (map 197) heeft Bavinck ook bij dit manuscript zowel de linker als de rechter pagina van een cahier gebruikt. Dit document is door Bavinck in zes paragrafen onderverdeeld: 15 §1. [Naam en begrip.] §2. Filosofische ethiek. §3. Geschiedenis der christelijke ethiek. §4. De mens als subject van het zedelijke. §5. De wet als regel der dankbaarheid. §6. [Plichten.]15 Het betoog opent op de gebruikelijk wijze over naam en begrip van de ethiek. Tevens gaat hij in op het onderscheid tussen christelijke en filosofische ethiek. De titels van de volgende paragrafen geven aan, dat de filosofische ethiek in dit manuscript een veel kleiner deel van het betoog uitmaakt: pagina 10-26. Het vervolg is gewijd aan de geschiedenis van de christelijke ethiek en – in de laatste drie paragrafen – aan enkele kernpunten daarvan: de mens als subject van het zedelijke, de wet als regel der dankbaarheid en plichten tegenover God en tegenover de naaste. Evenals in zijn Gereformeerde Ethiek bespreekt Bavinck deze plichten aan de hand van de Tien Geboden. Opvallend is dat het tiende gebod ontbreekt. Hoewel de filosofische ethiek anders dan bij de twee andere manuscripten geen grote overheersende plaats inneemt, heb ik om twee redenen besloten ‘Schets van de gereformeerde ethiek’ (map 61) in deze uitgave toch een plaats te geven. De eerste is dat Bavinck in zijn manuscript ‘Gereformeerde ethiek’ (map 120) driemaal terugverwijst naar zijn ‘Schets van de gereformeerde ethiek’.16 Dat impliceert tevens, dat deze ‘Schets’ eerder is geschreven. Op grond van een reeks verwijzingen in de hoofdtekst van de laatste paragraaf naar bijdragen van Abraham Kuyper in De Heraut tot en met april 1893 – in de marge komen ook later toegevoegde verwijzingen naar publicaties van later datum voor – houd ik het erop, dat de ‘Schets’ in of na 1893 is geschreven. Qua datering verdient deze dus een plaats tussen de twee andere manuscripten. De tweede reden om de ‘Schets’ in dit boek op te nemen is dat het manuscript de indruk wekt ten behoeve van Bavincks ethiekcolleges te zijn geschreven. Een belangrijke aanwijzing daarvoor is de thematiek en de uitwerking van de openingsparagraaf. Door alle drie manuscripten – ‘Ethiek’ (map 197), ‘Schets van de gereformeerde ethiek’ (map 61) en ‘Gereformeerde ethiek’ (map 120) – op te nemen, biedt deze uitgave een aanvulling op de publicatie van Bavincks Gereformeerde Ethiek. Beide boeken samen bieden een representatief – en mogelijk zelfs een com- 16 pleet – overzicht van Bavincks onderwijs in de gereformeerde ethiek in zijn Kamper jaren. Anders gezegd: Bavincks Gereformeerde Ethiek en zijn Filosofische Ethiek bieden samen inzicht in de vraag hoe aanstaande predikanten tussen 1883 en 1902 in Kampen werden opgeleid in het vakgebied van de ethiek. In die zin leveren beide boeken als bronnenuitgaven tevens een bijdrage aan de kennis van de geschiedenis van het neocalvinisme. Verantwoording van de uitgave De drie manuscripten die Bavinck meer dan honderdtwintig jaar geleden schreef, worden in dit boek voor het eerst gepubliceerd. Ter verantwoording van de uitgave zijn enkele opmerkingen op zijn plaats. Om te beginnen heb ik om twee redenen de spelling gemoderniseerd. De eerste reden is gelegen in de leesbaarheid. De negentiende-eeuwse spelling is voor hedendaagse lezers een drempel. De tweede reden is dat Bavinck in vele zinnen afkortingen gebruikt. Deze afkortingen vul ik ter wille van de leesbaarheid aan. Ik heb overwogen dat [tussen vierkante haken te doen]. Maar ook dat komt de leesbaarheid niet ten goede. Iedere pagina zou zinnen bevatten m[et] woorden die gedeeltel[ijk] tus[sen] vierkante haken zoud[en] z[ijn] weergeg[even]. Dat maakt een tekst onleesbaar. Aanvullen van een negentiende-eeuwse spelling is bovendien een ingewikkelde zaak: wanneer moet er bijvoorbeeld wel een naamvals-n achter een woord staan en wanneer niet? Ontbrekende woorden vul ik wel tussen vierkante haken aan. Hoewel naar ik hoop de leesbaarheid van de tekst door de modernisering van de spelling is vergroot, moet u als lezer blijven beseffen, dat u een negentiende-eeuwse tekst leest! Bij de interpunctie heb ik zo veel mogelijk Bavincks wijze van schrijven gevolgd. Dit is echter niet altijd mogelijk. Dikwijls ontbreken in het manuscript punten of komma’s. Andere keren staan deze op een plaats die grammaticaal niet correct is. In die gevallen heb ik de interpunctie stilzwijgend aangevuld of gewijzigd. Citaten plaatst Bavinck nu eens wel en dan weer niet tussen aanhalingstekens. Dat heb ik zo gelaten. Ook in zijn Gereformeerde Dogmatiek en zijn Gereformeerde Ethiek is hij op dit punt inconsequent. De bladzijden van manuscript ‘Ethiek’ (map 197) zijn niet genummerd. In deze uitgave heb ik paginanummers toegevoegd. De bladzijden van manuscript ‘Schets van de gereformeerde ethiek’ (map 61) zijn tot en met pagina 27 op de oneven pagina’s door Bavinck genummerd. Ik vul in deze uitgave de ontbrekende paginanummers aan. De bladzijden van manuscript ‘Gereformeerde ethiek’ (map 120) zijn door Bavinck tot en met pagi- 17 na 23 op de oneven pagina’s genummerd. Ook hier vul ik de ontbrekende paginanummers aan. Ter wille van de leesbaarheid heb ik Bavincks (veelal later toegevoegde) notities tussen de regels en in de marge als voetnoten – aangeduid met letters in superschrift – weergegeven. In het eerste geval begin ik de voetnoot met de aanduiding: ‘[Inter lineas]’; in het tweede geval begint de voetnoot met: ‘[In margine]’. Tevens heb ik Bavincks literatuurverwijzingen uit de hoofdtekst gelicht en als voetnoten weergegeven. De literatuurverwijzingen hebben zo de weergave gekregen zoals in de tweede editie van de Gereformeerde Dogmatiek. Literatuur wordt door Bavinck gewoonlijk met enkele afkortingen aangeduid. Dikwijls vindt men in de manuscripten alleen de (afgekorte) naam van de auteur of de (afgekorte) titel van het werk waarnaar hij verwijst, gevolgd door paginanummers en ontbreken de plaats en het jaar van uitgifte of de editie van een werk. Ik heb in de voetnoten alle afkortingen stilzwijgend aangevuld. Door edities te vergelijken heb ik meestal kunnen vaststellen welke druk Bavinck van een bepaald boek gebruikt. Ook dat vul ik stilzwijgend aan. Soms vindt u in de annotatie – aangeduid met doorlopende nummers17 – aangegeven hoe Bavinck de literatuurverwijzing heeft genoteerd. In sommige gevallen heb ik dan in de voetnoten vierkante haken gebruikt. Dan is expliciet duidelijk dat het hier om een aanvulling van mij gaat. Bavinck noteert soms bij boeken de naam van de uitgever en de prijs van een boek. Waar hij dat doet, vindt u dat in deze uitgave terug. Waar hij dat niet doet, vul ik dat niet aan. Een bijzonder geval is het meerdelige overzichtswerk Grundriss der Geschichte der Philosophie van de hand van Duitse filosoof Friedrich Ueberweg (1826-1871), dat na diens dood door anderen werd bewerkt. Vergelijking van drukken leert dat Bavinck van het derde deel aanvankelijk de vijfde druk (1880) heeft gebruikt. Later gebruikt hij de achtste druk (1897). Soms voegt hij in het manuscript ‘Ethiek’ (map 197) later in de marge verwijzingen naar deze achtste druk toe. Om die reden geef ik bij elke verwijzing naar het derde deel van Grundriss der Geschichte der Philosophie aan op welke druk deze betrekking heeft. 18 Woord van dank Tot besluit van dit ten geleide spreek ik graag een woord van dank uit. In de eerste plaats noem ik het bestuur van de Stichting Afbouw Kampen. Nadat deze stichting al eerder de uitgave van Bavincks Gereformeerde Ethiek financieel mogelijk had gemaakt, heeft zij hetzelfde gedaan met deze uitgave. Ik ben er heel blij mee! Voorts dank ik mijn collega’s Erik de Boer, George Harinck, Geert Harmanny en Marjolijn Palma voor het meedenken in enkele paleografische vragen en voor de hulp bij het traceren van de bronnen die door Bavinck zijn gebruikt. Ik draag dit boek op aan John Bolt, emeritus-hoogleraar aan Calvin Theological Seminary te Grand Rapids, die met zijn uitgave van Bavincks Reformed Dogmatics18 aan de basis staat van de internationale revival van het Bavinck-onderzoek. Kampen/Rijssen, 3 augustus 2021 Dirk van Keulen |