Uit het Woord. Stichtelijke Bijbelstudiën. Derde Bundel |
XI. Tyndalls redevoering |
De natuurlijke mensch verstaat niet de dingen, die des Geestes Gods zijn. 1 Cor. 2 : 14. a Tot God kan geen zondaar opklimmen. Toch blijft de Christelijke Kerk in haar recht, die ook in den zondaar den eisch om tot God te gaan aanwijst. De vereeniging dier tegenstrijdige uitspraken ligt, gelijk Schweizer het uitdrukt, in het bankeroet der Natuurlijke Godskennis en de onmisbaarheid eener Bijzondere Openbaring. Ter toelichting van deze zeer bekende aaneenschakeling van gedachten wezen we reeds in ons zesde artikel op een redevoering door den Engelschen natuurkundige Profesor Tyndall kort geleden voor een vergadering van deskundigen gehouden en beloofden haar in vertaling mede te deelen. Hiertoe kunnen we thans overgaan. Vooraf echter een beknopt woord ter inleiding. De redevoering van den hoogleeraar bestaat uit twee deelen. Het eerste deel handelt uitsluitend van de natuur, gelijk die zich bij waarneming aan den natuurkundige, d.i. aan den kenner voordoet. Dit stuk laat 89 alle godsdienstige beschouwing ter zijde, rekent alleen met de feiten, die zijn waargenomen, is in zijn beschouwing van de beteekenis der Christelijke Kerk uiterst eenzijdig en onbillijk, doet veelszins te kort aan den eerbied, waarop de voorstelling der Heilige Schrift recht heeft, en bouwt een stelsel op onderstellingen, die zelf in den weeken ondergrond wegzinken. Tot dat laatste was Prof. Tyndall natuurlijk in het minst niet gerechtigd, en de eenvoudigste geloovige onder onze lezers heeft het volste recht, te dien opzichte zijn persoonlijk gezag tegenover dat van den vermaarden geleerde in de schaal te leggen. Als een geleerde uit de rijen der Tyndalls ons verhaalt wat hij in de natuur heeft waargenomen, hoe, onder wat verhouding, hij het waarnam en op wat wijs hij acht dat de verschijnselen in verband staan, dan luisteren we met eerbied en buigen we voor onzen meerdere. Maar waagt hij zich op een terrein, dat het zijne niet is, vermeet hij zich de beteekenis der Christelijke Kerk te beoordeelen en veroorlooft hij zich tegenspraak van wat Gods Woord ons zegt, dan is zijn woord ons als niet geschreven en gaan we onzes weegs. Het recht hiertoe geeft Prof. Tyndall ons zelf. Immers aan zijn eerste voegt hij nog een tweede deel toe, waarin hij, gelijk men zien zal, erkent dat er buiten het natuurlijke nog een geestelijk gebied bestaat, waarover de natuurkundige niets te zeggen heeft, waarover hij zich geen oordeel mag aanmatigen en dat behoeften openbaart, die hij allerminst kan bevredigen. Hieruit volgt tweeërlei. Vooreerst, dat de hoogleeraar Tyndall ons zelf uitnoodigt alle waarde te ontzeggen aan de dogmatiek, die hij op natuurkundige gegevens zocht te bouwen, en ten tweede, dat door 90 zijn optreden het tijdperk gesloten is, waarin de heele en halve natuurkundigen zich als leermeesters der menschenwereld opwierpen. Dusver was men gewoon bij het bespreken van de natuurlijke Godskennis uitsluitend op het oude heidendom te wijzen. Dat beroep, telkens herhaald, verloor zijn kracht. Aangrijpender en overtuigender is het, indien we het bewijs, tot dusver door de afgodendienaars van vroeger eeuwen geleverd, aan een wetenschappelijk man uit onzen tijd, aan een geleerde als Prof. Tyndall kunnen ontleenen. En metterdaad, de drie stukken van het bewijs zijn, gelijk men zien zal, in zijn redevoering volledig aanwijsbaar. Zoolang de natuuronderzoeker zich op eigen terrein houdt, gaat hij met vasten tred. Waar hij als mensch wil optreden, laat de natuur hem in den steek. Elke poging, om een gedachtenwereld voor zijn menschelijke persoonlijkheid uit de verschijnselen der natuur af te leiden, mislukt geheel en al. Het onderscheid tusschen Professor Tyndall en zijn voorgangers ligt hierin, dat, terwijl de pedanterie der natuurkundigen tot dusver aan het zedelijk en godsdienstig leven elke zelfstandige beteekenis ontnam, daardoor met de Christelijke godgeleerdheid in strijd geraakte en haar zocht te verdringen, de hoogleeraar Tyndall voor het natuurkundig onderzoek volstrekte vrijheid verovert door de scheiding tusschen Kerk en Staat ook op dit terrein over te brengen en in te zien, dat een natuuronderzoeker in een andere wereld overgaat en iets anders wordt, zoodra hij passer en weegschaal ter zijde legt en luistert naar de tonen van zijn hart. De redevoering geven wij in het volgende artikel. b 91 a Eerder gepubliceerd als ... b Ze is kennelijk niet in de boekuitgave opgenomen. |
Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl