Honig uit den Rotssteen |
Voorwoord |
door Dr. A. KuyperAmsterdam, J.H. Kruyt. [1880]De Heere is onze Rotssteen!" zong Israel. Het zong er bij: dat uit dien Rotssteen honigbeekjes vloeien." En enkele druppelen uit die beekjes op te vangen, om er de eigen ziel aan te verkwikken, en voorts, als vrucht dier genieting, ook het hart van 's Heeren volk er meê te sterken, is het onuitsprekelijk voorrecht, nu en dan, aan 's Heeren dienstknechten gegund! Is het niet te hoog gegrepen, als ook de opsteller van deze korte stukjes ze herdrukte, in het stil bewustzijn, van niet buiten die begenadigde dienstknechten te staan? Althans, slechts in die heerlijke onderstelling bond hij deze schove saâm. Ook omdat er hem van veel kanten, omdat er hem rusteloos om gevraagd was. En nu, spreekt er iets, iets ook maar in dit bundeltje van de ondoorgrondelijke Barmhartigheden onzes Gods, dat het dien God dan verheerlijke door troost aan zijn volk te brengen; en wat er zondigs of gedoolds in is, bedekke dat zijn trouwe genade en make Hij dat werkeloos door de kracht der werking van zijn Geest. De Schrijver. Amsterdam, 12 December 1880. |
Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl