Herman Bavinck, Amsterdamse dogmatiekcolleges (ed. Dirk Keulen)

De voornaamste problemen der tegenwoordige dogmatiek

 

 


De voornaamste problemen der tegenwoordige dogmatiek1

 

College aan de Vrije Universiteit, 3 februari 19022

 

 

Inleidend woord

 

54 Het verheugt mij, dit eerste college aan de Vrije Universiteit te mogen beginnen met een woord van hartelijke dank. Van dank voor de gulle ontvangst, het vriendelijk welkom, mij bereid. De omstandigheden, waaronder ik kom, maken mij deze ontvangst dubbel aangenaam. Ik laat veel achter, wat mij lief was geworden, een traditie, een historie, een kring, een verkeer, die mij menigmaal het hart hebben verkwikt. Gelukkig zijn velen met mij medegegaan, mijn ambtgenoot3 en vele studenten.4 Ik zie hen met vreugde, en u allen, liefelijk vereend. Moge het samenleven, denken, werken voor u en voor de kerken ten zegen zijn. – Maar moge ons ons samenleven en werken voor u en mij rijke vruchten afwerpen. Wij zijn commilitones.5 Bij een leger, dat ten strijde trekt, komt het op de wapenen aan, maar in de eerste plaats op de geest en de geestdrift. Zo ook bij ons. Wij hebben één geloof, doop, Heer; één strijd, één ideaal. Dat houdt en bindt ons saam. Maar die band moet een persoonlijke worden. Wij moeten elkaar als broeders voelen. Sympathie der ziel moet die des geestes aanvullen, verdiepen, inniger maken. Eén geloof, één broederlijke liefde. Aangenaam en vertrouwelijk zij het gezellig verkeer. – In die eenheid blijve onze verscheidenheid bewaard. Geen kopie, geen karikatuur. Elk worde zijn eigen gave zich bewust en ontwikkele die. Vooral aan een Universiteit moet dat zo zijn. Eenheid van grondslag zeer zeker. Maar ieder bouwe daarop vrij en zelfstandig. Geen school wens ik te vormen, maar wel vrije mannen, die zelf denken en handelen en niet zweren bij het woord van enige meester. Zo kan er iets goeds en iets groots door ons tot stand komen. God geve er ons de kracht en de lust toe. 6

Ik wens op de colleges van dit uur (dinsdag 10) en van 11 uur ’s woensdags in deze cursus te behandelen: de voornaamste problemen der tegenwoordige dogmatiek. Wat me daartoe beweegt, is de overtuiging, dat iemand, die straks als leider des volks heeft op te treden, thuis moet zijn in zijn eigen tijd. Hij moet kind zijn van zijn tijd, zijn tijd verstaan. Maar dit is uiterst moeilijk. Veel gemakkelijker is het, zich het verleden eigen te maken. Want dit 55 ligt op een afstand voor hem; hij heeft er vele bronnen voor en kan zich van vele gidsen bedienen. Maar het heden omringt ons, het verwart ons door de vele details, we zien vanwege de bomen het bos niet, bronnen zijn te vele en te verspreid, gidsen zijn te schaars.

Er is nog iets anders. Het te behandelen onderwerp zal ons de ernst van onze tijd doen verstaan. We leven in een eeuw, waarin het voor het christendom, voor de idee, voor het onzienlijke is to be or not to be. Duizenden hebben met alle geloof gebroken en zich in de armen geworpen van het theoretisch of praktisch materialisme. Maar er is ook onvrede, smart, onvoldaanheid. Er is ook verlangen naar het ideaal, dorst naar waarheid, ernst van onderzoek. We moeten onze tijd kennen, dan zullen we hem kunnen beoordelen, veroordelen maar ook rechtvaardigen, waarderen, naar onze mate leiden. Met grote woorden zijn we er niet af. Struisvogelpolitiek baat ons niet op den duur. We moeten de problemen onder de ogen zien, eerlijk, oprecht: we moeten ze trachten op te lossen; we moeten ons van onze eigen7 oplossing rekenschap geven of ook rekenschap geven, waarom wij ze niet oplossen kunnen.

De voornaamste problemen in de tegenwoordige dogmatiek vallen in de inleiding, in de pars formalis. Zij betreffen

de fundamenten van het dogmatisch gebouw. Niet dat er in de pars materialis geen problemen zijn. Integendeel, dogmatiek heeft altijd met μυστήρια te doen.8 Maar de proble- 56 men van de pars formalis dringen zich tegenwoordig zo op de voorgrond, dat die van de pars materialis terugwijken. Ook is het antwoord op die problemen in hoofdzaak gegeven, als we in de problemen der pars formalis tot een bepaald resultaat zijn gekomen. De grondslagen bepalen, niet elk onderdeel, maar toch het schema, de structuur van het gebouw. Hoofd­problemen zijn nu:

1. Een erkenntnistheoretisch probleem: hoe komen we tot kennis, in het algemeen, speciaal op het gebied van de godsdienst, specialissime van de christelijke godsdienst? Wat is de laatste bron, de laatste grond, het laatste bewijs?

2. Een metafysisch probleem: wat is die christelijke godsdienst? Waarin bestaat zijn wezen? Wat is het onderscheid en de overeenstemming tussen christen­dom en de andere godsdiensten? Wat is in het algemeen de verhouding tussen beide?

3. Een dogmatisch probleem: wat is inhoud, taak, wezen, methode, bron der dogmatiek? Wat is de verhouding van christendom tot dogma? Wat is dogma? Is er plaats in het christendom voor dogma? Zo ja, wat is [de] verhouding tussen dogma en wetenschap (filosofie). Is dogmatiek een wetenschap? Theoretisch of praktisch?

Vooraf dient te gaan een overzicht van de geschiedenis dezer problemen, om te weten, hoe ze aan de orde zijn gekomen, hoe ze geformuleerd worden en dienen te worden, hoe ze opgelost worden en behoren te worden. 57

 

1 Archief Bavinck, map 57.

2 Deze datum is onjuist. Vgl. eerder de inleiding van deze uitgave, pag. 22. Bedoeld is: 3 februari 1903.

3 Bavinck doelt hier op: Petrus Biesterveld (1863-1908), gereformeerd predikant te Sexbierum (1883), Gorinchem (1885), Rotterdam (1890-1894); hoogleraar Theologische School te Kampen (1894-1902; ambtelijke vakken); hoogleraar Vrije Universiteit (1902-1908; ambtelijke vakken en exegese Nieuwe Testament). Biesterveld maakte dus evenals Bavinck begin 1902 de overstap van Kampen naar Amsterdam.

4 De Theologische School te Kampen telde op het moment van Bavincks vertrek ruim vijftig studenten. Negentwintig van hen maakten de overstap naar de Vrije Universiteit, gevolgd door nog enkelen in de jaren daarna (George Harinck en Wim Berkelaar, Domineesfabriek. Geschiedenis van de Theologische Universiteit Kampen, Amsterdam 2018, 117). Zie voor de namen: J. van Gelderen en F. Rozemond, Gegevens betreffende de Theologische Universiteit Kampen 1854-1994, Kampen 1994, 119-123.

5 Commilitones: letterlijk: medesoldaten; ook wel gebruikt als: medestudenten.

6 De cijfers tussen vierkante haken verwijzen naar het manuscript. Met de romeinse cijfers I-XIII zijn de cahiers aangeduid; de daarna volgende cijfers hebben betrekking op de pagina’s in elk cahier.

7 Bavinck schreef eerst: ‘eigenaardige’ maar corrigeerde dit tot: ‘eigen’.

8 Μυστήρια: geheimenissen.





Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept