Beginselen der Psychologie |
1. Begrip der psychologie |
De wereld der verschijnselen, die door den menschelijken geest wordt waargenomen, splitst zich voor het bewustzijn in eene uit- en inwendige. Van de eerstgenoemde krijgen wij het eerst eenige kennis. Alle kennis begint met de zinlijke waarneming; en zelfs later duiden wij alle geestelijke dingen en verschijnselen aan met namen, die oorspronkelijk eene zinnelijke beteekenis hadden. Het oog des menschen is eerst naar buiten gekeerd en neemt waar, wat aan zijne zintuigen zich voordoet. Maar langzamerhand ontwaakt het bewustzijn en leert hij onderscheiden tusschen het waargenomene en de waarneming; tusschen het voorwerp, dat de pijn veroorzaakte en de pijn zelve; tusschen de zaak, die begeerd wordt en die begeerte zelve, d.i. tusschen object en subject, stof en geest, niet-ik en ik. Al is dit onderscheid echter in hoofdzaak aan ieder bekend, toch zijn daarmede niet terstond de grenzen duidelijk aangewezen, welke tusschen het in- en het uitwendig leven bestaan. En dienovereenkomstig wordt de psychologie, de wetenschap, welke zich met het inwendig zieleleven des menschen bezighoudt, in enger of ruimer zin opgevat. Als wij de onderscheiding tusschen subject en object streng vasthouden, behoort tot het inwendig wezen van 2 den mensch alleen dat verborgen ik, dat achter alle psychische toestanden en werkzaamheden wegschuilt; gewaarwordingen, indrukken, begeerten enz. komen immers alleen in mij door inwerking der buitenwereld tot stand, en zijn ook wel in mij en aan mij, maar zij zijn toch mijn ik zelf, mijn wezen, niet 1. De wetenschap, welke zich met den oorsprong en de natuur van dat wezen der ziel bezighoudt, is ook psychologie, doch in onderscheiding van andere deelen, kan zij metaphysische psychologie heeten. Deze ziel echter, die achter alle psychische toestanden verborgen is, bezit, wat ze ook naar hare natuur zijn moge, verschillende krachten en oefent verschillende werkzaamheden uit. Ze neemt waar, denkt, gevoelt, begeert, wil enz.; en al deze werkzaamheden dragen saam een eigen, psychische natuur, onderscheiden van al die verschijnselen, welke wij met een onzer vijf lichamelijke zintuigen waarnemen. De wetenschap, welke aan het onderzoek dezer psychische toestanden en werkzaamheden haar aandacht wijdt, heet psychologische dynamilogie, leer van de krachten en werkzaamheden der ziel. Spoedig maken wij echter de ontdekking, dat al deze krachten der ziel niet tot actie komen dan door inwerking van de buitenwereld. Gewaarworden, waarnemen, denken, begeeren, willen enz. zijn alle aan het lichaam en hierdoor aan heel de physische wereld gebonden. Er bestaat tusschen het in- en het uitwendig leven van den mensch bij alle soortelijk onderscheid toch een allernauwst verband. In de ziel valt niets voor of ook het lichaam heeft er deel aan, en omgekeerd. De wetenschap, die dit verband, deze samenwerking van psychisch en physisch leven 3 bij den mensch zoekt op te sporen, draagt den naam van psychologische physiologie of physiologische psychologie. En eindelijk is er zeer zeker eenheid in het psychisch leven van alle menschen, zoodat er terecht eene wetenschap der psychologie bestaat. Maar deze eenheid sluit toch niet uit, dat de psychologische toestanden en werkzaamheden bij de verschillende menschen in verschillende tijden, plaatsen, omstandigheden weer belangrijk gewijzigd zijn. En zoo kan er dan eene bijzondere studie gewijd worden aan het zieleleven van bijzondere personen of groepen van menschen, van kinderen, genieën, krankzinnigen, gehypnotiseerden, rassen, volkeren enz., tot zelfs bij de dieren toe (Psychologie des Kindes, Völkerpsychologie, Psychopathologie, Thierpsychologie enz.). Daarbij is er nog weer groot onderscheid tusschen de dichterlijke schildering van karakters in drama's, romans enz., en de wetenschappelijke analyse van het zieleleven in de psychologie. Er is een hemelsbreed verschil ook tusschen de zielkunde van eene moeder in de kinderkamer en die van een hoogleeraar in de psychologie. Menschenkennis en karakterkunde is iets gansch anders dan wetenschap van de ziel en hare werkaamheden. Shakespeare en Kant zijn niet in één adem te noemen. Het gebied der psychologie is daarom verbazend rijk. Ge woonlijk wordt zij echter verstaan in den boven op de tweede plaats omschreven zin. Dan is zij de wetenschap van de krachten en werkzaamheden der menschelijke ziel. Als zoodanig stelt zij zich ten taak, om de verschijnselen van het zieleleven nauwkeurig vast te stellen, tot de eenvoudigste gegevens te herleiden en systematisch saam te vatten en te beschrijven. 1 Verg. Frederik van Eeden, Over Hallucinaties in het Tweemaand. Tijdschrift, Mei 1897 bl. 235 v. |
Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl