De offerande des Lofs (1e druk) The Sacrifice of Praise

11. De triumf der belijdenis

11. The Triumph of Confessing

114 Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd en heeft Hem eenen naam gegeven, welke boven allen naam is, opdat in den naam van Jezus zich zoude buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en alle tong zoude belijden, dat Jezus Christus de Heers is, tot heerlijkheid Gods des Vaders.

Phil. 2 : 9-11.


Diep in 's menschen hart ligt de hope verscholen, dat de waarheid het eens zal winnen van de leugen en het goede eenmaal zal triumfeeren over het kwaad.

Alle godsdiensten koesteren die verwachting en spreken van eene zege, welke door het rijk des lichts aan het einde der eeuwen over dat der duisternis behaald worden zal. Alle stelsels van wijsbegeerte loopen uit op de schildering van een idealen toestand, waarin de menschheid, van de zuivere lucht der toekomst. en van haar helderen zonneschijn omspeeld, in vrede en vreugde leven zal, waar, vrij en goed. Alle menschen jagen naar een paradijs, waarin de onschuld wedergekeerd en 115 welvaart aller deel zal zijn. Zelfs de ongeloovigsten geven aan deze zoete hope zich over en droomen van een rijk van het ware, goede en schoone, dat na korter of langer tijd over de gansche aarde zich uitbreiden zal.

Alleen maar, voor die hope ontbreekt alle grond. Want op welken grond kan men aan den triumf der waarheid en der gerechtigheid gelooven, als er geen God der waarheid en der gerechtigheid is, en geen Christus, door den Vader gezalfd, om het koninkrijk te stichten en den nieuwen hemel en de nieuwe aarde te scheppen? De afgoden der Heidenen zijn het werk van menschenhanden; de toekomstbeelden der wijsbegeerte zijn verzinsels van het menschelijk brein; en het ware, goede en schoone zijn aangename klanken, maar geen krachten, die in staat zijn om zelve zich tot heerschappij over alle menschen te brengen.

Wie daarvan het heil verwacht, ziet zich genoodzaakt op menschen te bouwen en van hen te verwachten, dat zij langzamerhand en geleidelijk de waarheid huldigen en de deugd beoefenen zullen. Maar daardoor blijkt die hope ook aanstonds uiterst zwak te staan. Want er is zeer zeker vooruitgang in stoffelijke welvaart, uitbreiding van 's menschen heerschappij over de natuur, stijgende dienstbaarmaking van hare krachten aan de veraangenaming des levens.

Maar met den stoffelijken vooruitgang houdt 116 naar aller erkentenis de zedelijke geen gelijken tred. In onze eeuw, die uit de hoogte op al hare voorgangsters neerziet, wordt het recht met voeten getreden, struikelt de gerechtigheid op de straten, neemt de geldzucht en de gouddorst toe, kent de verheerlijking der macht geen grenzen. Beschaving, wetenschap en kunst treden zelfs in dienst van het brutale geweld. Er is oververzadigdheid van cultuur aan de eene zijde, ellende en jammerklacht aan den anderen kant. En verder dan ooit schijnt de menschheid van het paradijs verwijderd te zijn.

In elk geval is het klaarlijk door de geschiedenis bewezen, dat van de inspanning van menschelijke kracht, van de immanente zelfontwikkeling der wereld geen heil is te verwachten. Als er niets anders is, blijft er alleen voor doffe moedeloosheid en angstige vertwijfeling plaats. Wie zonder God en zonder Christus is, is ook zonder hope in de wereld. Langs lijnen van geleidelijkheid is het koninkrijk der hemelen niet eenmaal op aarde gesticht, en zal het ook in de toekomst niet worden voltooid. De redding, de zaligheid moet komen van boven.

Het is wederom in het geestelijke als in het natuurlijke. Gelijk de aarde haar licht en haar lucht, haar regen en zonneschijn, haar wasdom en vruchtbaarheid moet ontvangen van boven, zoo is de menschheid ook voor haar geestelijk leven afhankelijk van de wereld der onzienlijke en eeuwige 117 goederen, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods.

Van boven is daarom nedergedaald Hij, die het licht, het leven, de zaligheid der wereld is. En van boven vergadert, onderhoudt en beschermt Hij de gemeente, die zijn lichaam is. Want Hij is verheven tot Hoofd aan 's Vaders rechterhand, opdat Hij alle dingen met zichzelven vervullen zou, en moet als Koning heerschen, totdat alle vijanden onder zijne voeten gelegd zijn.

En zoo komt Hij eenmaal van boven neder. Zijne tweede komst is in de eerste begrepen en vloeit er te harer tijd noodzakelijk uit voort. Zij is er geen willekeurig aanhangsel van, maar is er onlosmakelijk mede verbonden. Want het werk van Christus bestaat in zalig te maken; niet in het openen van de mogelijkheid der zaligheid slechts, maar in het schenken der zaligheid zelve, volkomen en eeuwig.

Zijn werk was alzoo met de verwerving der zaligheid op aarde niet af. Wat zou een Christus ons baten, die alleen voor ons gestorven was en niet ook voor ons leefde en bad en ons ten goede voor Gods aangezicht verscheen? Maar Hij, die nedergedaald is, is dezelfde ook, die opgevaren is verre boven alle hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zoude. Wat Hij verwierf, past Hij ook toe. Wat Hij begon, voleindigt Hij. Hij rust niet en mag niet rusten, voordat Hij zijn volk volkomen 118 heeft zalig gemaakt en hemel en aarde heeft vernieuwd.

Maran-atha, do Heere komt. Hij komt weder, allereerst om zijns zelfs wil. Zijn naam, zijn ambt, zijn eer is er mede gemoeid. Hij komt weder, om het aan de gansche wereld te toonen, dat Hij de waarachtige, de volkomene Zaligmaker is; dat Hij zalig maakt, niet in naam maar in der daad en der waarheid; dat Hij het eeuwige leven schenkt aan allen, die Hem gegeven zijn van den Vader; dat niemand ze uit zijne hand heeft gerukt of rukken kan; dat Hij gisteren en heden dezelfde is en in der eeuwigheid.

Hij komt weder, om met vlammend vuur wrake te doen over alle degenen, die God niet kennen en zijn evangelie ongehoorzaam zijn; maar ook om verheerlijkt te worden in zijne heiligen en bewonderd te worden in allen, die gelooven; om door alle schepselen erkend en gehuldigd te worden als de Heer, de eenige en waarachtige Heer, tot heerlijkheid Gods des Vaders.

Op eenheid van belijdenis loopt dus de geschiedenis der wereld uit. Eenmaal zullen engelen en duivelen, rechtvaardigen en goddeloozen samenstemmen in de erkentenis, dat Christus de eeniggeboren Zoon des Vaders en dies de Erfgenaam aller dingen is. Dan zal alle knie zich buigen en alle tong belijden, dat Jezus Christus de Heer is.

Thans kan die belijdenis weersproken en 119 tegengestaan worden. Want zij heeft eene wereld van onzienlijke dingen tot inhoud. Om haar waarheid in te zien, is het geloof van noode, dat een vaste grond is der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet. Wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen. De wereld, die alleen met het zienlijke rekent, kan de gemeente tegenspreken, haar geloof dwaasheid achten, en hare hope voor een droombeeld houden. Zelfs is de schijn tegen ons. Want van den dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzoo, gelijk van het begin der schepping, zoodat de spotters vragen kunnen: waar is de belofte zijner toekomst?

Maar er komt verandering, Maran-atha. Johannes zag in een gezicht den hemel geopend, en zie, een wit paard, en die daarop zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid. En zijne oogen waren als eene vlamme vuurs, en op zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had eenen naam geschreven, dien niemand wist dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed geverfd was, en zijn naam wordt genoemd het Woord Gods. En de heirlegers in den hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein fijn lijnwaad. En uit zijnen mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan zoude. En Hij zal ze hoeden met een ijzeren roede, en Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des 120 toorns en der gramschap des almachtigen Gods. En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij dezen naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heeren.

Als Christus alzoo in heerlijkheid verschijnt, zal niemand Hem kunnen weerstaan. Allen zullen Hem zien, ook zij, die Hem doorstoken hebben. Zij zullen Hem zien met hunne eigene, lichamelijke oogen, en geen ongeloof, geen twijfel zal meer mogelijk wezen. Dan zullen alle schepselen het moeten erkennen, dat Christus de Heer is. Zij zullen het moeten erkennen, zoo niet vrij, dan gedwongen, indien niet gewillig, dan onwillig, hetzij met of tegen hun zin. Van den troon in het midden des hemels af, door al de kringen der schepping heen, tot in de diepte van den afgrond toe zal er maar ééne stem weerklinken: Christus de Heer! En alle schepselen saam zullen de knie buigen voor Hem, die wel diep is vernederd en aan een kruis is gestorven, maar die ook uitermate is verhoogd en gezet is op den troon van het heelal aan 's Vaders rechterhand.

Welk eene toekomst, wat een schouwspel! De gansche schepping op de knieën voor Jezus! En op aller lippen de ééne, korte, tot haar uitgangspunt terugkeerende, maar toch alles bevattende, thans door velen gesmade, maar dan door allen erkende belijdenis, dat Christus de Heer is, tot heerlijkheid Gods des Vaders! 121

Kom, Heere Jezus, ja kom haastelijk!

Die overwint, die zal bekleed worden met witte kleederen. En Hij, die de zeven Geesten Gods heeft en de zeven sterren, zal zijnen naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Hij zal zijnen naam belijden voor den Vader en voor zijne engelen.


Wherefore God hath also highly exalted him, and given him a name which is above every name: that at the name of Jesus every knee should bow, of things in heaven, and things in earth, and things under the earth;

And that every tongue should confess that Jesus Christ is Lord, to the glory of God the Father.

Phil. 2: 9-11.

Deep in his heart man hides the hope that truth shall at one time gain the upperhand, and good shall triumph over evil. All religions cherish that expectation and speak of a blessing, which the kingdom of light, on the end of the age shall gain over the kingdom of darkness. All philosophical systems paint an ideal situation, in which humanity surrounded by the pure air of the future and its clear sunshine, shall live in peace and joy, true, free and good. All people seek for paradise, to which innocence returns and prosperity shall be the portion of all. Even the most unbelieving think of this sweet hope and dream of a kingdom of the true, good and beautiful, that after shorter or longer time will be their portion.

But only, there is no ground for that hope. For on what ground can we believe on the triumph of truth and righteousness, when there is no God of truth and righteousness, and no Christ, anointed by the Father, to institute the kingdom and create a new heaven and a new earth? The gods of the heathen are the work of the hands of men. The future hope of philosophy is imagination of the human mind: and the true, good and beautiful are pleasant sounds, but no powers that are able to bring themselves to rule all people.

To expect salvation here, it is necessary to build on men and to expect from them, that they slowly and gradually will appreciate truth and exercise virtue. Because of this it is very unlikely that this hope will be realised. For certainly, there is progress in material prosperity, expansion of men's rule over nature, its powers render more charm to everyday living.

But as all acknowledge, material progress is not equivalent to moral progress. Our age looks down on all that went before, yet justice is trodden under foot, truth fails in the streets, greed and covetousness are on the increase, and there are no limits to glorifying the powers. Civilization, science and the arts are willing to serve brute force. On the one hand culture is satiated, but there is misery and complaint on the other hand. It seems that man is further removed from paradise than ever before.

In any case, history has clearly proven, that we may not expect anything from human efforts, and the immanent self development of humanity in the world. When there is nothing else, there only is room for discouragement and fearful doubt. To be without God and Christ in this world, is to be without hope in the world. Our salvation is from above.

Again, it is in the spiritual as it is in the natural. Like the earth receives its light and air, its rain and sunshine, its increase and fruitfulness from above, so also for its spiritual life, mankind depends on the world of invisible and eternal goods, where Christ is, seated on the right hand of God.

That is why He, Who is the light, the life of the world, descended from above. From there He gathers, keeps and protects His Church, which is His body. For He is exalted to be the Head on the Father's right hand, and He will fill all things with Himself, and rule as King until all His enemies are laid at His footstool.

And so He will at one time come down from heaven. His second coming is included in the first, and of necessity at its time flow forth from it. It is not just an appendage, but is inseparably connected with it. For the work of Christ is to save; not just making salvation possible, but granting salvation itself, completely and forever.

But His work was not finished with just obtaining salvation on earth. How could a Christ, Who only died for us and not lived and prayed for us and not appeared for good before God's countenance for us, be to our profit? But He Who descended is the same, Who ascended far above the heavens, that He should fill all things. He applies what He obtained. What He began, He will finish. He does not rest, may not rest, before He completely saves His people, and renews heaven and earth.

Maranatha, the Lord is coming. He comes again, first of all, for His own sake. His name, His office, His honour are at stake. He comes again to show to all the world, that He is the true, the perfect Saviour; that He saves, not only in name but in deed and truth; that He grants eternal life to all that are given Him of the Father; that no one plucked them out of His hand, or will do so; that He is the same yesterday, today and forevermore.

He comes again, to do vengeance with flaming fire over all those, who know not God and are disobedient to the gospel. But also to be glorified in His saints; to be acknowledged and honoured by all creatures as the only true Lord, to the glory of God the Father.

So the history of the world will end in union of confessing. At one time angels and devils, the righteous and the ungodly shall acknowledge with one voice that Christ is God's only Son, and therefore heir of all things. At that time every knee shall bow and every tongue shall confess, that Jesus Christ is Lord.

At the present time this confession can be spoken against and be resisted. For we are looking at a world that contains invisible things. To see its truths, we need a faith that is the substance of things hoped for, the evidence of things not seen. We walk by faith, not by sight. The world that only reckons with things that can be seen, can contradict the congregation, deem its faith foolishness, and sees her hope for a dream. Even the appearance is against us. For from the day that the fathers fell asleep, things remain as they were from the creation, and mockers ask the question, "Where is the promise of His coming?"

But it will change, Maranatha. In a vision John saw "Heaven opened, and see, a white horse, and he who sat upon him was named Faithful and True, and in righteousness He doth judge and makes war. His eyes were as a flame of fire, and on His head were many crowns; and He had a name written, that no man knew, but He Himself. And He was clothed in a vesture dipped in blood: and his name is called The Word of God. And the armies which were in heaven followed Him upon white horses, clothed in fine linen, white and clean. And out of His mouth goeth a sharp sword, that with it He should smite the nations: and He shall rule them with a rod of iron: and He treadeth the winepress of the fierceness and wrath of Almighty God. And He hath on His vesture and on His thigh a name written: KING of KINGS, AND LORD OF LORDS" (Rev. 19: 11- 15).

When Christ shall appear in glory, no one will be able to resist Him. All eyes shall see Him, also those who pierced Him. They shall see Him with their own natural eyes, and no unbelief, no doubt shall be possible. Then all creatures must acknowledge, that Christ is Lord. They must acknowledge it, if not voluntary, they will be pressed into acknowledging it, if not willing, than unwilling. From the throne in the midst of heaven, through all creation, into the depths of the abyss, only one voice will be heard: Christ the Lord! And all creatures together, shall bow the knee for Him, Who was deeply humiliated and died on a cross, but is also highly exalted and is set on the throne on the right-hand of the Father.

What a future, what a spectacle! All creation on its knees before Jesus! And on all lips, the ever repeating, but all embracing, now by many despised, but then by all acknowledged confession, that Christ is Lord, to the glory of the Father!

Even so, come, Lord Jesus!

He that overcometh, the same shall be clothed in white raiment. And He Who has the seven Spirits of God and the seven stars, Will not blot out the name of that believer from the book of life, but will confess his name before the Father, and before His angels.





Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept