Herman Bavinck, Filosofische ethiek (ed. Dirk van Keulen) | |
Deel II. Openbaring van dat leven in de wereld
140 1. In het huisgezin (Wittewrongel, De Christelijke Huishoudinge).377 Huwelijk. Monogamie. Ongehuwde staat. Tweede huwelijk. Echtbreuk. Celibaat. Echtscheiding. Plichten, doel, zegen van het huwelijk. Ouders en kinderen. Opvoeding. Onderwijs. Broeders en zusters. Vorming van het karakter. Dienstbaren. Huisvrienden. Vriendschap. 2. In het beroep. Waarde van de arbeid. Zegen. Verschillende beroepen. Zijn ze alle geoorloofd. Keuze van het beroep. ‘Roeping’. 3. In de maatschappij. Levenskringen. Gezelligheid. Spelen. Kunst. Waarde ervan. Doel. Wezen. Wetenschap. Toneel. Drama. Muziek, poëzie. 4. In de staat. Recht, oorsprong, ontwikkeling van de staat. Doel. Grens van de staat. Staat en kerk. Plichten jegens de staat als burger (verkiezingen). Vaderlandsliefde. Oorlog. Plichten jegens de overheid. Standen, adel, volk. Cultuur. 5. In de kerk. Lidmaatschap. Kerkgaan. Kerkisme. Belijdenis. Zedelijke verplichtingen. Tucht der kerk. Cultus, gezang, gemeenschappelijk gebed, etc. 6. Het christelijk leven, alzo zich uitbreidend, is het Godsrijk. Oorsprong, ontwikkeling, voltooiing ervan. 141
|
|
377 Vgl. later in deze uitgave pag. 128 (vervolg van de een pagina eerder begonnen voetnoot c). |
Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl