Herman Bavinck, Filosofische ethiek (ed. Dirk van Keulen)

 

§2. Filosofische ethiek

22 Mogelijkheid

Is er een filosofische ethiek? Object is het zedelijk leven. Is er dat? In de Schrift is nergens van zedelijk, zedelijkheid, zedelijk leven sprake; alleen van gerechtigheid, godzaligheid, etc., alle in betrekking tot God. Een zedelijk leven, met eigen beginsel, inhoud, zodat de mens kan zijn wat hij moet zijn,11 is er niet. De mens is gevallen, kan uit die val zich niet oprichten. Het ideaal is onbereikbaar door eigen kracht. Er is zedelijk leven, niet als eigen leven, wel echter als vorm, waarin de mens zijn natuurlijk leven openbaart. Zedelijk is altijd in betrekking tot [de] mens, zedelijk tegenover God kan niet. Het zedelijke is de vorm van het natuurlijke (genade-loze, zondige, ge­vallen) leven. Wie naar de ideeën, gewoonten van [de] maatschappij zich gedraagt, is zedelijk. Dat uitwendig-brave leven beslist niets over de innerlijke gezindheid, het hart, doel, daarom zeer boos, zeer

onzedelijk kan zijn. In de maatschappij ontstaan allengs allerlei gewoonten, gebruiken, waarvan men niet kan afgaan. De publieke opinie is [een] ontzettende macht. Niet ongekleed, met lange pijp op straat, in [een] dorp wel, etc. Zo allerlei gewoonten op allerlei terrein. Ook in het zedelijke. Het zedelijk leven is het modekleed, de snit,12 het fatsoen van het natuurlijk leven. Dat is dus geen eigen leven, maar aan het natuurlijk 23 leven van buiten omgehangen: alles uitwendig, zoals de woorden beschaving, ontwikkeling, veredeling ook uitdrukken.

Er is dus geen eigenlijk zedelijk leven. Is er dan wel filosofische ethiek? Jawel, want

a. er zijn dan toch zeden, die allengs ontstaan, en welke men goed- of afkeurt naar zekere maatstaf; zeden in de enkele, ambt, beroep, in gezin, maatschappij, staat, zeden niet als norma normans maar normata.7 Die zeden moeten beschreven, beoordeeld, tot één beginsel herleid.

b. Dat ze normae normatae8 zijn, niet als zodanig goedgekeurd worden, toont dat er nog [een] diepere maatstaf moet wezen,13 dat in die zeden niet alles willekeur, toeval is (Darwin), maar dat God in dat objectieve iets goeds legt, dat [de] mens een geweten14 heeft, met categorie van goed en kwaad (die vorm, dat zedelijk leven blijft daarom bij de bekeerde dezelfde, is continu, wordt voortgezet; ook [de] wedergeborene gehoorzaamt de publieke opinie tenzij deze bepaald tegen Gods woord is), en verder de zedelijke verschijnselen van berouw, zelfvoldoening, schuld, verantwoordelijkheid, plichtgevoel, deugdbesef etc. heeft.

c. Verder

mag niet ontkend, dat de idee van het zedelijke, van wat objectief, waarlijk, in en per se zedelijk is, kan en zal [worden] gevonden. Dat mag niet betwist. Wetenschap mag niet aan banden gelegd. De filosofie heeft recht van bestaan, mag zoeken naar de eenheid, het systeem aller dingen. Evenzo de filosofische ethiek naar de idee van het zedelijke. Nu kunnen wij het karakter der filosofische ethiek bepalen.

 

Karakter der filosofische ethiek

Zij zoekt, verzamelt, rangschikt, vergelijkt, verklaart de zedelijke verschijnselen in de mens en de mensenwereld (evenals de godsdienstwetenschap); zij beschrijft, etc., de regelen van het doen en laten der mensen. Dat is het historisch deel der filosofische ethiek. Maar zij gaat verder. Zij zoekt ook de idee van het zedelijke, welke bo­ven de praxis staat, het gemeenschappelijk einddoel, het alles normerend ideaal, in een woord het (absoluut) goede;15 of volgens Vilmar,16 maakt het ethische tot voorwerp der speculatie, vat het als begrip, als theorie; zij gaat dan (Rothe)17 uit van het Ichbewußtsein des Menschen.

Laat dit objectief-zedelijke alzo te kennen zijn of niet, tegen de filosofische ethiek is zo niets tegen. Maar, groot is toch het verschil der filosofische en der christelijke ethiek.

24 a. In inhoud:18/9 de filosofische ethiek heeft tot object de verschijnselen en de idee van het zedelijke; de christelijke echter het geestelijk leven (karakter, etc., daarvan, zie later).10

b. In methode: de filosofische ethiek is (tenzij positivisme) een speculatieve, a-prioristische,

de christelijke ethiek is beschrijvende wetenschap.

c. In vorm: de filosofische ethiek heeft haar norma altijd binnen deze wereld, in de mens, in zijn geweten, bewustzijn, wil, in de maatschappij, etc., in een woord in het normaal menselijke, hoe ook opgevat; de christelijke ethiek heeft haar norma in Gods wet, in de Heilige Schrift (zie later).

d. In doel: de filosofische ethiek is zuiver theoretisch kan geen praktijk worden; de christelijke ethiek is geheel en al praktisch.

Ze verschillen dus zeer, maar strijden niet in haar idee, wel dikwijls in de werkelijkheid. Het normaal menselijke is tevens Gods wil aangaande de mens. De mens Gods is de ware mens, Christendom is de ware humaniteit. In een christelijke maatschappij doordringen filosofische en christelijke ethiek elkaar en naderen. Sedert [de] breuk tussen gem.11 en wereld in de revolutie ook weer groter afstand. Beide gaan naast elkaar, kunnen elkaar niet missen.

 

Waarde der filosofische ethiek

Men wachte zich voor

a. geringschatting:

α. Zij doet ons de mens als willend, handelend wezen ook in de toestand der zonde kennen; handhaaft zijn zedelijke, menselijke natuur; de mens bleef12 mens, is geen stok en blok.

β. Zij handhaaft daarin zijn verlossingsvatbaarheid en is een wetsprediking, aan die van het Evangelie voorafgaande. Zij toont hem het ideaal, dat hij nimmer kan bereiken, en leert hem dus zijn ellende, is alzo tuchtmeesters tot Christus.

γ. Zij houdt de mens, het gezin, de maatschappij in toom,

legt beslag erop, behoedt voor revolutie, maakt het leven der mensen dragelijk, verzekert de maatschappij, en kweekt burgerlijke deug- 25 den (eerlijkheid, trouw, vriendelijkheid – etc.[)], alle deugden, die ook buiten genade mogelijk zijn.

Maar men wachte zich vooral ook voor

b. overschatting. Zij kan, moet pedagoog zijn tot Christus, niets meer; zodra zij zelve Christus wil zijn, is zij antichristelijk. Zij kan misschien een zuivere theorie opstellen van het zedelijke, van wat in se zedelijk is, (zo nu nog niet, dan later); maar zij kan de mens de kracht niet verlenen, dat ideaal te verwezenlijken. Zij is, blijft zuiver theorie; kan hoogstens [het] kleed aanpassen, [de] teugel aandoen. Wil zij meer zijn, meer doen, dat tracht zij het ‘verbroken werkverbond’ op te richten, wat onmogelijk is. Dan stelt zij een heerlijk ideaal, maar onbereikbaar. Leidt tot wanhoop.

 

11 [Inter lineas] ’t normaal menselijke kan bereiken.

12 [Inter lineas] tevens corset, muilband, teugel.

7 Norma normans: normerende norm; (norma) normata: genormeerde norm.

8 Normae normatae: genormeerde normen.

13 [Inter lineas] dat stelen niet goed is, zegt [de] mensel[ijke] natuur – dat f[ilosofische] eth[iek].

14 [Inter lineas] Rom. 1-2.

15 H. Martensen, Die Christliche Ethik, Allgemeiner Theil, Gotha 18783, 3v.

16 A.F.C. Vilmar, Theologische Moral. Akademische Vorlesungen, nach dessen Tode herausgegeben von C.Chr. Israël, Ersther Theil, Gütersloh 1871, 12-13.

17 Richard Rothe, Theologische Ethik, Erster Band, §6.

18 [In margine] cf. Calvijn (bij Friedrich Adolph Philippi, Commentar über den Brief Pauli an die Römer, [Frankurt a.M. 18663,] 560).

9 Bavinck vermeldt niet welke druk hij gebruikt van Philippi’s commentaar op de Brief aan de Romeinen. Het zou de derde druk uit 1860 kunnen zijn. Daarin vindt men op pagina 560 het betoog dat Bavinck op het oog heeft.

10 Het ‘geestelijk leven’ komt heel kort – in de vorm van trefwoorden – aan de orde in de schets van de gereformeerde ethiek aan het slot van het manuscript ‘Ethiek’ (zie in deze uitgave pag. 91). Uitvoerig komt het geestelijk leven ter sprake in Bavincks Gereformeerde Ethiek. Zie bijvoorbeeld de titels van de paragrafen 17 (‘De natuur van het geestelijke leven’), 18 (‘Oorsprongen van het geestelijk leven’), 19 (‘De eerste grond)­werk­zaam­heid van het geestelijk leven’), 21 (‘De vorm van het geestelijk leven’), 22 (‘De ontwikkeling van het geestelijk leven’), 24 (‘De krankheden van het geestelijk leven en hare oorzaken’) en 26 (‘Volmaking van het geestelijk leven [...]’).

11 Bavinck schrijft: ‘gem.’. Het is niet onmiddellijk duidelijk wat hij daarmee bedoelt. Ik laat de interpretatie aan u als lezer over.

12 Doorgehaald: bleef.





Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept