Herman Bavinck, De Theologie van Prof. Dr. Daniel Chantepie de la Saussaye

1. Inleiding

1

Geboren te 's Gravenhage in het jaar 1818, genoot De la Saussaye in zijne jeugd eene gereformeerde opvoeding 1 en studeerde later te Leiden tot predikant onder de Hoogleeraren Clarisse, Van Hengel, Kist en Van Oordt. Vooral de laatste, die in Leiden de nieuwe Theologie van Groningen bracht, had zeer grooten invloed op hem. Het supranaturalisme toch, toen ter tijd bijna algemeen op theologisch gebied omhelsd, kon hem, die de gebreken reeds vroeg ervan inzag, niet bevredigen; hij zocht eene nieuwe Theologie, die, uit het leven des geloofs geboren, aan geen dor intellectualisme leed. Toen nu Van Oordt met zulk eene nieuwe Theologie uit Groningen kwam, moest deze in De la Saussaye wel een aandachtigen leerling vinden en een vrij sterken indruk op hem maken 2. Later werd dit door De la Saussaye dan ook herhaalde malen uitgesproken en erkend. Hoewel al zijne leermeesters inzonderheid Clarisse in dankbare herinnering houdend, erkent hij toch, dat Van Oordt het was, die een heilzamen impuls gaf aan zijne studie en geestelijke ontwikkeling; de compendia, door de Groninger Godgeleerden sedert 1840 uitgegeven, werden ijverig door hem bestudeerd; hun Theologia Naturalis gaf hem den eersten blik op de verwantschap van natuurlijken en christelijken godsdienst, 2 en hunne Encyclopaedia Theologi Christiani leerde hem het eerst het organisme kennen der theologische wetenschap. Toch voelde hij ook door de Groninger Theologie zich niet voldaan; geheel anders opgevoed en geleerd, kon hij zich nooit met hare dogmatische opvattingen en vele harer historische beschouwingen vereenigen 3.

In 1842 werd De la Saussaye predikant bij de Waalsche gemeente te Leeuwarden. Hij onderteekende bij die gelegenheid niet in gebondenheid maar in de vrijheid des Geestes de belijdenis der Gereformeerde Kerk, die wel niet letterlijk de zijne was, maar toch datzelfde leven poogde te beschrijven, dat hij deelachtig was, zoodat hij later meer dan eenmaal verklaarde niet te begrijpen, hoe anderen, geheel vreemd aan het leven, in die belijdenis ofschoon onvolkomen uitgedrukt, toch met goed recht en geweten predikant in de Geref. Kerk konden zijn 4. Tot 1848 bleef De la Saussaye predikant te Leeuwarden. Daar schijnt hij vooral de vaste grondslagen gelegd te hebben zijner uitgebreide theologische en wijsgeerige kennis. Geen pennevrucht zag in deze jaren van hem het licht. Des te meer verzamelde hij de stof voor zijn lateren arbeid. Niet slechts leerde hij de Theologie, zooals die hier te lande vertegenwoordigd werd door het Supranaturalisme, den Réveil en de Groninger School, beter kennen, en orienteerde hij zich op het terrein, waarop hij later zoo beteekenisvolle zelfstandige positie innemen zou; maar ook de buitenlandsche Theologie, vooral van Duitschland, Zwitserland en Frankrijk, waarmede hij reeds vroeg kennis maakte, vond in hem een ijverige beoefenaar. Groot is vooral de invloed, door Schleiermacher op De la Saussaye geoefend; en uitbundig daarom ook de lof, aan dien wijsgeer-theoloog 3 door hem toegebracht. Hij eert in hem wel niet den Luther maar toch den Vader, den baanbreker, den kerkvader der nieuwe christocentrische Theologie, den meest getrouwen beschrijver van het feit van den godsdienst, die zijn gebied als dat van het zedelijk beperkt, het christelijk bewustzijn tot principe générateur van Kerk en Theologie heeft gesteld, en alzoo het recht van den godsdienst als zelfstandige levenssfeer gehandhaafd, der Theologie een eigen vasten grondslag gegeven, haar wezen en bestaan gered en van de philosophie geëmancipeerd heeft. Zijne Glaubenslehre is het eerste dogmatisch werk der negentiende eeuw en na Calvijns Institutie de beste uitdrukking van het bewustzijn der gemeente. Schleiermacher was alzoo een zegen, door God aan zijne gemeente geschonken, die niet verworpen mocht worden. Toch ontgingen aan De la Saussaye niet alle gebreken en leemten van Schleiermacher's Theologie. De Duitsche Godgeleerde legde naar zijne meening te uitsluitend nadruk op de subjectieve zijde der afhankelijkheidsbetrekking, n.l. op het afhankelijkheidsgevoel; nam in zijne Glaubenslehre, wier methode overigens goed is en consequente toepassing van die van Calvijn, in plaats van naar gereformeerde wijze de Godsidee, het Godsbewustzijn tot uitgangspunt; hij was verder te sceptisch, miskende de beteekenis en waarde van het O. Testament en deed veel te zwakken nadruk vallen op het recht der persoonlijkheid enz., zoodat zijn stelsel dan ook naar de zijde van het pantheïsme niet genoeg belijnd is en het Spinozisme niet geheel heeft overwonnen 5.

Aanvulling van hetgeen Schleiermacher ontbrak, vond De la Saussaye in Vinet, die edelste vrucht van den Gallischen geest. Evenals de Berlijnsche Hoogleeraar, gevoelde Vinet de transformatie, die de kerk in deze dagen onderging en stelde het christelijk bewustzijn tot uitgangspunt der Theologie en tot criterium van hare waarheid. Ofschoon hij meer 4 letterkundige was dan theoloog, en tengevolge van de methodistische invloeden, onder welke hij verkeerd had, de historische ontwikkeling van het Christendom en de wereldverzoening voorbijzag, den staat geheel en al bracht tot het bloot natuurlijk terrein, eenzijdig lette op de bekeering der enkelen, het israelietisch karakter der H. Schrift en de beteekenis en roeping der theologische wetenschap miskende, heeft hij toch voor Kerk en Theologie eene zeer groote beteekenis. Hij bracht in Duitschland het principe van het individualisme, dat de kracht uitmaakt van Vinet. Hij sloot de practische Engelsche en de speculatieve Duitsche Theologie aaneen en heeft weer ten volle ernst gemaakt met de begrippen van zonde, schuld, berouw, verantwoordelijkheid, persoonlijkheid, in Schleiermacher's Theologie al te zeer verzwakt 6.

Alzoo in vrijheid en met behoud van zelfstandigheid zich aansluitend aan deze beide corypheeën in Duitschland en Zwitserland, die eene geheele familie van geesten vertegenwoordigen, voelt De la Saussaye zich verwant aan de dusgenaamde Vermittelungstheologen, die in genoemde landen het voetspoor dezer beide mannen drukken en den weg inslaan, in Kerk en Theologie door hen aangewezen. In beginsel en richting weet en belijdt hij zich geheel en al één met mannen als Nitzsch, Dorner, J. Müller, Lange, Rothe, Schenkel, Martensen e. a. in Duitschland, en met diegenen in Frankrijk en Zwitserland, die op de zuiver Vinetiaansche lijn zich voortbewegen, zooals De Pressensé, Astié, Chappuis, Trottet e. a. Zijne sympathie voor de theologische richting deze Godgeleerden spreekt hij herhaaldelijk uit; van haar verwacht hij de opkomst en den bloei der in droevigen staat verkeerende Nederlandsche Theologie. De Theologie, zooals zij door deze mannen beoefend wordt, hebben wij hier te lande noodig; want al heeft zij nog niet het woord voor 5 onzen tijd, toch beweegt zij zich op de baan der toekomst en vertegenwoordigt de vermittelnde, d.i. de christologische, ethische Theologie. Terwijl de Duitsche Theologie van de Nederlandsche het waarachtig kerkelijke, het gemeentebeginsel heeft over te nemen, en van ons kan leeren, hoe de Theologie tot zaak der gemeente te maken; heeft Duitschland aan Nederland aan te bieden . . . . de Theologie, althans wat haar wetenschappelijk beginsel betreft 7.

Op die wijze geeft De la Saussaye de zelfstandigheid en eigenaardigheid onzer vaderlandsche, gereformeerde Theologie geheel en al prijs. Toch ontbrak het hem niet, als Vinet, aan historischen zin; de historische lijn heeft hij nooit willen afbreken 8. Het onderscheid tusschen het Katholicisme en het Protestantisme, en evenzoo tusschen de Gereformeerde en de Luthersche Kerk effaceert hij niet, maar doet hij telkens helder uitkomen. Het is blijkbaar zijn streven, de gereformeerde traditiën getrouw te blijven, en zijne innige overtuiging, dat juist in de ethische ontwikkeling der dogmata hun gereformeerd karakter en idioom te beter aan het licht treedt. De gereformeerde leer- en levensopvatting heeft hij immer meer als eene der reinste en rijkste openbaringen van het leven des Geestes in de gemeente leeren waardeeren 9. Met kennelijke ingenomenheid maakt hij er melding van, dat in de gereformeerde dogmatiek niet, gelijk bij Schleiermacher, het Godsbewustzijn, maar de Godsidee, zooals die geopenbaard is en door het geloof is opgenomen, het uitgangspunt moet zijn 10. De kracht der ethische richting lag volgens hem dan ook juist in hare overeenstemming met het gereformeerd kerkbewustzijn der gemeente 11. Hij acht 6 ook thans nog de gereformeerde theologen der zeventiende eeuw, vooral van ons vaderland, eene rijke mijn van theologische kennis voor hen, die erin willen delven 12. Vooral Calvijn wordt door De la Saussaye zeer hoog gesteld. Hij eert in hem den hervormer der toekomst, bij wien meer dan bij eenig ander hervormer de beginselen aanwezig zijn der ethische Theologie, die het eerst de theorie van scheiding van Kerk en Staat heeft uitgesproken en elk een eigen, afzonderlijk terrein heeft aangewezen, en alzoo ook is le véritable auteur des libertés modernes 13. Maar verder gaat dan ook die sympathie en die hoogachting niet. Diepgaand is De la Saussaye's studie van de gereformeerde Theologie nooit geweest. Hoewel hij een vijand is van het aanhalen van boeken en daarin een noodeloozen pronk zag 14, en dus het niet citeeren bij hem volstrekt niet mag doen besluiten tot het niet kennen der schrijvers, is toch op andere gronden de bewering volstrekt niet gewaagd, dat hij, behalve uit Calvijn's Institutie en een enkel ander werk, de geref. Theologie slechts uit de tweede hand kent, vooral uit de citaten bij Alex. Schweizer, wiens Glaubenslehre der Evangelisch-reformirten Kirche hij zeer prijst en ver boven Prof. Scholten's Leer der Herv. Kerk stelt 15. Juist omdat De la Saussaye in het ethische het wezenlijk gereformeerde zag, in de anthropologie der Hervormers hun grootste verdienste erkende en op dien ethischen, anthropologischen grondslag het gansche gebouw nieuw optrekken wilde, moest het kenmerkend gereformeerde hem wel ontgaan. Het is dan ook een feit, waarvoor de bewijzen in De la Saussaye's Theologie overvloedig voorhanden zijn, dat het hem, tegen zijne bedoeling en meening in, ten eenenmale 7 mislukt is, de geref. Theologie ook maar op één wezenlijk punt en in één enkel dogma tot haar recht te doen komen. Wat moest er niet eerst worden uitgesneden en weggenomen, eer men overhield wat De la Saussaye zuiver gereformeerd achtte te zijn! De ethische Calvijn moest uit den metaphysisch-scholastischen worden losgewikkeld. Heel de gereformeerde leer rustte nog op een afgetrokken-bovenzinnelijk (in den grond deïstisch) Godsbegrip; wegens de mechanische wereldbeschouwing en de gebrekkige philosophie en psychologie, die toen algemeen heerschte, was er eene onvolkomene opvatting van alle leerstukken, en dus eene totale herziening noodig 16. Van al het metaphysisch-scholastische moest de gereformeerde dogmatiek worden ontdaan; haar behoud en welvaren lag alleen in ethische verder-ontwikkeling, in overplanting uit het metaphysisch in het ethisch, christologisch gebied 17. De Theologie, die De la Saussaye alzoo verkreeg, week in al hare deelen en uitkomsten van de gereformeerde ten eenenmale af en kwam feitelijk geheel overeen met die der Vermittelung, welke in aansluiting aan Schleiermacher in Duitschland zich gevormd had.

Vanwege deze bemiddelende stelling, welke De la Saussaye tegenover de verschillende theologische richtingen innam, voelde hij zich hier te lande, wat betreft het theologisch beginsel, vrij sterk aangetrokken door de Groninger School. Het is zoo, hij had tegen haar zeer gewichtige bedenkingen. Haar afkeer van metaphysica, haar Arianisme in de Christologie, haar miskenning van het karakter der bekeering en de beteekenis der kerk enz. droeg zijne sympathie volstrekt niet weg 18. Maar toch, dat zij den godsdienst overbracht uit de leer naar het leven, dat zij tot den persoon van Christus terugkeerde, hem tot het middelpunt stelde van Kerk en Theologie en uit zijn persoon tot zijne natuur 8 wilde opklimmen, dat was goed; daarin voelde De la Saussaye met de Groninger Godgeleerden zich homogeen 19. Hij keurde het niet goed, dat de orthodoxie deze theologische richting bij voorkeur tot mikpunt had gekozen, in plaats van met het goede, dat in haar was, winste te doen; en hij zelf begeerde om die reden ook geene polemiek tegen haar 20. Hij was zelfs van gedachte, dat haar begrip van opvoeding dat van bekeering niet uitsloot; en oordeelde, dat haar beginsel slechts een goeden psychologischen grondslag behoefde, om waarlijk beginsel te zijn eener nieuwe, christologische Theologie 21.






1 Openbare Brief van D. Ch. d.l. S. aan Dr. J.H. Scholten 32.


2 Levensbericht van D. Ch. d.l. S. door J.J. van Toorenenbergen, Leiden Brill, 1874. 7 v.


3 Het Wezen der Theologie 6, 7. De Plaats der Theol. Wetenschap in de Encyclopaedie der wetenschappen 46.


4 Ernst en Vrede I 97. II 33, 34. La Crise Religieuse en Hollande 69, 70. De strijd der Gemeente 21, 22. Brief aan Mr. G. Groen van Prinsterer ten geleide van eene tweede Uitgave van „De Nood der Kerk" XII, XIII (voortaan aangehaald als De Nood der Kerk 2e uitgave).


5 Ernst en Vrede IV 211, 352 v. V 305, 445. De Nood der Kerk 59. La Crise Religieuse 85. De Godsdienstige Bewegingen van dezen tijd 179 v. Het Wezen der Theologie 45, 49. Protestantsche Bijdragen II 407 v. III 16 v.


6 Ernst en Vrede VI 105. La Crise Relig. 85. De Godsd. Bewegingen 186 v.


7 Ernst en Vrede II 4. III 101 v. 421 v. V 6. VI 28, 43 v. De Nood der Kerk 48. La Crise Relig. 144. Hoe moet het Modern Naturalisme bestreden worden. (voortaan aangehaald als Modern Naturalisme) 10. Protest. Bijdragen IV 362.


8 De Nood der Kerk, 2e uitgave XV v.


9 De Nood der Kerk, 2e uitgave XIV.


10 Ernst en Vrede V 305. Protest. Bijdr. V 130.


11 Eene Verklaring van Ch. d.l. S. op eene uitnoodiging van Mr. G. Groen van Prinsterer 11.


12 De Godsdienstige Bewegingen 51.


13 Ernst en Vrede VI 387 v. Bijbelstudiën III Bijblad 61 v. Als ziende den Onzienlijke, Rede ter nagedachtenis van Calvijn. Godsd. Bewegingen 46 v. Leven en Rigting 143. Het Protestantisme als politiek beginsel 50 v. Protest. Bijdr. III 77.


14 Protest. Bijdr. I 19.


15 Ernst en Vrede V 303 v.


16 Ernst en Vrede III 96, 439. VI 311. Het Wezen der Theologie 70 v.


17 Openbare Brief aan Dr. J.H. Scholten 33. Ernst en Vrede III 96.


18 Ernst en Vrede III 7, 8. V 75, 204. VI 20.


19 Ernst en Vrede III 7. VI 20. La Crise Relig. 68, 87. De Godsd. Bewegingen 151. De Plaats der Theol. Wetenschap in de Encyclopaedie der wetenschappen 47.


20 Ernst en Vrede V 78. La Crise Relig. 70, 87. De Godsd. Bewegingen 150. Het Wezen der Theologie 7, 8.


21 De Godsd. Bewegingen 151. Het Wezen der Theologie 39.






Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept