De opvoeding der rijpere jeugd

§ 6.

In de Zondagscholen

37 Onder de middelen, welke van deze zijde tot godsdienstige opvoeding der jeugd werden aangewend, nemen Zondagscholen en jongelingsvereenigingen de voornaamste plaats in. Als men van Zondagscholen spreekt, dient men echter goed te onderscheiden. Catechisaties op Zondag voor het volk of voor de kinderen waren reeds in de Middeleeuwen gewoon; het Concilie te Trente beval, dat niet alleen in elke parochie des Zondags de heilige Schriften en de wet Gods verkondigd zouden worden, maar dat ook de kinderen, althans op Zon- en andere feestdagen, in de beginselen des geloofs en in de gehoorzaamheid jegens God en hunne ouders zorgvuldig zouden onderwezen worden; en paus Pius X herhaalde dit bevel in eene encycliek van 15 Mei 1905, met het oog op de grove onkunde, die er heden ten dage in godsdienstige zaken onder kinderen en volwassenen heerscht 1. Dat de kerken der Reformatie de godsdienstige onderwijzing der jeugd eveneens met ernst ter harte namen, is voldoende bekend; er zij slechts aan herinnerd, dat de Dordsche Synode breedvoerig handelde over de Catechismusprediking en over de wijze van catechiseeren. De prediking uit den Catechismus moest niet te lang zijn en had rekening te houden, niet alleen met het bevattingsvermogen van de ouderen, 38 maar ook van de jeugd; en wat de wijze van catechiseeren betreft, deelde de Synode de leerlingen in drie groepen in: n.l. kinderen tot ongeveer acht jaar, knapen en meisjes, jongelingen en jongedochters; voorts onderscheidde zij drieërlei catechisatie, in de huizen door de ouders, in de scholen door de onderwijzers, en in de kerken door de predikanten of catechiseermeesters, en eindelijk achtte zij voor de kinderen op de scholen en de min-ontwikkelden het gebruik van een eenvoudiger leerboekje dan den Catechismus gewenscht 2.

Van deze huis-, school- en kerkelijke catechisatiën moeten de later opgerichte Zondagscholen wèl onderscheiden worden. Maar ook deze dragen niet overal en altijd hetzelfde karakter. In aansluiting aan de kerkelijke catechese in den Zondagnamiddag werden er bijv. in verschillende landen (Wurtemberg 1739, Baden 1756, Pruisen 1763, Beieren 1771, Oostenrijk 1775) van overheidswege Zondagscholen opgericht, waar behalve godsdienstonderwijs ook voortgezet lager onderwijs werd verstrekt; en zulke scholen bestaan er nog in Beieren en Wurtemberg 3. De Kardinaal Karel Borromaens † 1584, dien Rome als een groot reformator eert en reeds in 1610 heilig verklaarde, richtte in zijne diocese Milaan Zondagscholen op, waar ook leeken godsdienstig onderwijs gaven. De stichter van de congregatie der broeders van de Christelijke scholen, J.B. de la Salle † 1719, riep, behalve vele andere scholen (armenscholen, opleidingsschool voor onderwijzers enz.), ook eene „Christelijke Akademie" in het leven, die aan jongelieden beneden 20 jaren op Zon- en feestdagen technisch onderwijs verstrekken moest. Spener hield in den Zondagnamiddag catechese voor kinderen, maar deed dit op zoo duidelijke en boeiende wijze, dat ook volwassenen ze gaarne bijwoonden.

Maar al deze pogingen, om de verwilderde jeugd geestelijk en maatschappelijk op te heffen, stonden meer of min op zichzelf. Eerst Robert Raikes, 1735-1811, een rijk boekdrukker in Gloucester, werd de vader der moderne Zondagschool-beweging. 39 Met de Zondagschool, welke hij in 1780 in zijn vaderstad opende, had hij echter meer een philantropisch, dan een zuiver religieus doel; hij wilde aan de verwilderde jeugd in de Zondagschool eene vergoeding schenken voor eene ontbrekende weekschool. Ofschoon zijn voorbeeld spoedig door velen gevolgd werd, sloeg men daarbij toch eene eenigszins andere richting in. Naarmate n.l. in andere plaatsen en landen de gewone lagere scholen beter onderwijs verstrekten en in grooten getale door de kinderen der volksklasse bezocht werden, trokken de Zondagscholen haar arbeid meer en meer in het godsdienstig onderwijs samen.

En zoo verbreidden zij zich in de vorige eeuw over heel de wereld heen onder alle Christelijke volken. Wel waren zij van het begin af aan allerlei, ook ernstige en welwillende critiek blootgesteld, maar ze werden daardoor toch niet in haar loop gestuit en deden er wijselijk winst mede. In de verschillende landen pasten zij zich aan de bestaande godsdienstige en kerkelijke toestanden aan, en werden daardoor voor eenvormigheid bewaard. In Duitschland, waar zij eerst plaatselijk, Hamburg 1825, Bremen 1834, Berlijn 1835 enz., en na het bezoek van den Amerikaan Woodruff in 1863 meer algemeen ingang vonden, sloten zij zich steeds nauwer bij de kerk aan, kwamen onder toezicht en leiding van den pastor te staan, en kregen het karakter en den naam van „Kindergottesdienste", die liturgisch naar de godsdienstoefeningen voor volwassenen werden ingericht 4. In Engeland en nog meer in Amerika, waar ze het eerst in 1791 te Philadelphia ingang vonden, deden de Zondagscholen hoe langer hoe meer dienst, om de ontbrekende kerkelijke catechisatie te vervangen en het onvoldoende godsdienstig onderwijs op de scholen aan te vullen; vandaar dat ze zich hier vollediger dan elders hebben georganiseerd; een leerplan volgen, dat in verschillende klassen over eene reeks van jaren afgewerkt wordt; gehouden worden in lokalen, die, schoon meest met de kerken verbonden, opzettelijk daarvoor gebouwd en ingericht zijn; en de kinderen behouden tot in den jongelings- en den mannelijken leeftijd 40 toe 5. In Nederland kregen de Zondagscholen vasten voet door den arbeid van A. Capadose 1836, en namen weder eene onderscheiden gestalte aan, naarmate ze op algemeen-Christelijken, beslist Gereformeerden, of modernen grondslag werden opgericht 6.

Nu eens dienen deze Zondagscholen, om aan de kinderen der gemeente dat godsdienstig onderwijs te verschaffen, dat ze in huis, school en kerk niet of niet in voldoende mate ontvangen; dan weer doen zij dienst als middel van evangelisatie, om kinderen godsdienstig te onderwijzen, wier ouders practisch zoo goed als geheel met godsdienst en kerk hebben gebroken. Het onderwijs, dat verstrekt wordt, bestaat dan ook grootendeels in het leeren van teksten en psalm- of gezangverzen en in het verhalen van Bijbelsche geschiedenissen, soms afgewisseld door vrije verhalen uit kerk-, zendings- of wereldgeschiedenis. Maar de arbeid der Zondagscholen heeft zich gaandeweg belangrijk uitgebreid. Naarmate de Zondagscholen in aantal en beteekenis toenamen en de vereenigingen voor het stichten en instandhouden van Zondagscholen zich onderling aaneensloten, werd het program van werkzaamheden steeds grooter. Men was er met het geven van eenig godsdienstig onderwijs door den eerste den beste niet af; indien het goed wilde zijn en aan zijn doel beantwoorden, moest het gegeven worden door bekwame en geschikte onderwijzers, die van te voren eenige opleiding hadden ontvangen en gelegenheid hadden, om zich voor elke les opzettelijk voor te bereiden; het diende ook gegeven te worden naar een vast plan, in eene geregelde orde, volgens eene goede methode, zoodat er roosters, toelichtingen, leidraden, tijdschriften, studieboeken, cursussen voor noodig werden. Ook was het niet voldoende, om de kinderen één enkelen keer in 41 de week op de Zondagschool saam te brengen, en voorts niet meer naar hen om te zien; maar het bleek meer en meer noodzakelijk, om ze gedurende de Zondagschooljaren, gewoonlijk van het vijfde, zesde tot het twaalfde jaar, te behouden, en ook daarna aan zich te blijven binden, opdat het gestrooide zaad niet ten eenenmale weer verstikt of uitgeroeid werd. Daarom moest men wel Bijbel- en tractaatverspreiding, het verschaffen en aanprijzen van geschikte lectuur, huisbezoek en vervolgklassen, het organiseeren van jaarfeesten en uitstapjes, het uitreiken van belooningskaartjes en diploma's, in overweging en ter hand nemen 7. Zoo is de Zondagschool eene machtige organisatie in de Christenheid geworden, machtig in omvang en in arbeid. Op de veertiende internationale Zondagschool-conventie te Chicago in Juni 1914, waar 400 sprekers in 200 meetings het woord voerden, waren 175000 Zondagscholen met 18½ millioen leerlingen vertegenwoordigd 8.

Maar juist toen de Zondagschool dit hoogtepunt van ontwikkeling bereikt had, rees er in Engeland over de resultaten van haar arbeid eene ernstige klacht. De bekende Sir W. Robertson Nicoll, redacteur van The British Weekly, gaf er het 42 eerst uiting aan in een artikel, dat onder den titel: For the Church: a league of worshipping children 9, in het genoemde weekblad van 27 April 1911 en verv. opgenomen werd. En daarin vestigde Nicoll er de aandacht op, dat de Zondagschool wel prachtig werk doet, maar dat een zeer groot deel van de kinderen, die haar onderwijs ontvangen, later geheel voor de kerk verloren gaat. Bij telling op een Zondagmorgen, 2 April, was gebleken, dat er 579 kinderen in de Zondagschool waren, maar slechts 103 in de kerk; en over het algemeen werd uitgerekend, dat van de vijf kinderen, die uit nonconformistische kringen de Zondagschool bezoeken, er later maar één bij de kerk zich voegt, Het aantal leden der vrije kerken neemt daarom gaandeweg af en het getal van de leerlingen der Zondagschool vermindert van jaar tot jaar 10.

Vandaar, dat Nicoll den raad gaf, om tusschen Zondagschool en kerk een zoodanig contact te zoeken, dat het huisgezin in zijn geheel weer in de kerk komt en daar een familiebank inneemt; en om voorts allerwege a league of worshipping children op te richten, een bond van kinderen, die zich verplichten eenmaal Zondags ter kerk te gaan, onder geleide van hunne ouders of Zondagschoolonderwijzers. En als de kinderen in de kerk komen, dan moeten de predikanten met hen rekenen, en althans een gedeelte van hun preek zoo inrichten, dat het voor de kinderen geschikt is. Want, zegt Nicoll, de Zondagschool tracht de kinderen wel tot Christus te leiden, maar daarom juist moet zij hen ook brengen tot de kerk. Want geen Zondagschool, geen Christelijke maatschappij of staat kan de kerk vergoeden; let the church decline, all will decline 11. 43

De achteruitgang der Zondagschool, waarover men in Engeland klaagt, is te ernstiger, wijl de Zondagschool aldaar, evenals in Amerika, meestentijds het catechetisch onderwijs vervangt en dus allereerst voor de kinderen der gemeente is bestemd. Of men nu dezen toestand verbeteren zal, door afzonderlijke kinderkerken interichten of door een gedeelte van de preek speciaal voor de kinderen te bestemmen, staat te bezien. Tegen zulke kinderkerken bestaan, afgezien van het principe, toch zeer ernstige bezwaren. De bekende medewerker van het Handelsblad over het godsdienstig leven in Nederland vestigde er onlangs de aandacht op 12; ze zijn ontleend aan de leeftijdsgrens, die naar boven en naar beneden voor de kinderen gesteld moet worden; aan de wijze, waarop zulke kinderkerken moeten worden ingericht; aan de moeilijkheid, om zoowel het kerkje-spelen als de Zondagschool te vermijden; de schrijver van het artikel over Kinderkerk ried daarom als voornaam bestanddeel van zulk eene godsdienstoefening voor kinderen het gezamenlijk zingen en instudeeren van godsdienstige liederen aan 13.




1 Conc. Trid. Sess. 24 cap. 4 de reform. Art. Sonntagskatechese en Sonntagschule in het Lexikon der Pädagogik, Freiburg Herder IV 1093 v.

2 Kaajan, De Pro-Acta der Dordtsche Synode in 1618. Rotterdam 1914 bl. 206 v.

3 Schmidt-Lange, Gesch. der Pädag. IV 166v. Lexikon der Pädag. II 14. IV 1093.

4 Schäfer, Art. Kindergottesdienst in de Protest. Realencykl., 3e Aufl., X 286.

5 Verg. Prof. H.E. Dosker, De Zondagschool in Amerika, in het Gedenkboek, feestuitgave bij het 40-jarig bestaan van de Geref. Zondagschoolvereeniging „Jachin" door J.P. Tazelaar. Nijkerk, Callenbach 1911, bl. 324-334. De American Sunday School Union kwam in 1817 te Philadelphia tot stand, en legt zich vooral toe op het stichten van Zondagscholen in plaatsen, waar godsdienstige opvoeding schier geheel ontbreekt. In haar bijna honderdjarig bestaan richtte zij ongeveer 130.000 Zondagscholen op; haar bestuur bestaat uit leden, die zeven verschillende kerkgenootschappen vertegenwoordigen; voorzitter is thans Martin Luther Finkel. The Banner, Aug. 31, 1916.

6 Zie bovengenoemd Gedenkboek, dat bl. 402-404 ook allerlei litteratuur in betrekking tot de Zondagschool opgeeft.

7 In het Handelsblad van 8 Oct. 1915, Av. 3, handelt C.E.H. onder de rubriek: Godsdienstig leven in Nederland, over de nieuwe, z.g.n. West-Hill methode, welke in de laatste jaren in Engeland in het Zondagschool-werk is toegepast. Zij bestaat voornamelijk hierin „dat de klassen onderverdeeld worden in heel kleine groepjes van maar eenige leerlingen elk, die, om tafeltjes zittend in een zelfde lokaal, korten tijd onderwezen worden, om daarna ook zelven aan 't woord te komen; ook wordt hun de gelegenheid gegeven, om in handwerk (teekening of boetseerwerk) iets na te bootsen van wat zij hebben hooren vertellen. Gemeenschappelijk wordt gezongen en gebeden. Het onderwijs, waarvoor nu immers zoo'n groote schare van krachten noodig is, wordt meest gegeven door meisjes van 14, 15 jaar, leerlingen der oudste klasse, die voor haar doel op deze wijze actief gemaakt worden, of jonge catechisantjes. Natuurlijk moeten deze onderwijzeresjes afzonderlijk voor haar vroege onderwijswerk opgeleid en geregeld voorbereid worden." Hier te lande werd deze methode het eerst toegepast door Mej. van Voorst van Beest en Mej. V. Witte Eechout in eene Zondagschool te Maarsen, en voorts ook door beide in een bijzonder orgaan (Onze Kleintjes, maandblad voor de Zondagschool, bevattende een Handleiding bij het vertellen van Bijbelsche verhalen aan kinderen van 5-8 jaar) bekend gemaakt en aanbevolen.

8 Volgens De Hope, een weekblad, dat te Holland, Michigan, verschijnt, in het nummer van 28 Juli 1914. Maar het artikel: Sonntagsschule, in het Lexikon der Pädagogik IV 1097 deelt mede, dat het zevende wereldzondagschoolcongres in Juli 1913 te Zurich ongeveer 2500 afgevaardigden uit alle deelen der aarde telde en 297866 Zondagscholen met 26,076693 leerlingen en 2,624896 onderwijzers vertegenwoordigde.

9 Ook afzonderlijk verschenen bij Hodder and Stoughton London 1911, à 5 cents.

10 Hierbij zij opgemerkt, dat ook het Neomalthuslanisme in deze vermindering eene rol speelt. Mr. Dr. A.R. van de Laar wees er onlangs op, dat het Protestantisme ook door dit toenemend kwaad zich tegenover het Roomsch-Katholicisme verzwakt; zie zijn artikel: De overheerschende beteekenis van het Neomalthusianisme, in Klaroen en Beukelaar, Eerste jaargang 1916, aflev. 3/4, verg. aflev. 5/6/7, bl. 71 v.

11 Volgens The British Weekly van 6 Juli 1916 deelde Mr. Thomas Brown onlangs in eene rede over The Child and the Church mede, dat de voornaamste Vrije kerken saam in zeven jaren tijds 257962 Zondagschoolleerlingen verloren hadden. En Ds. Rullmann van Utrecht sprak onlangs op de algemeene vergadering van de Geref. Zondagschoolvereeniging Jachin als zijne overtuiging uit, dat alle pogingen, om de Zondagschool pasklaar te maken voor de hoogere standen, zijn mislukt, en daarom gestaakt en door 43 andere vervangen moeten worden. Met name wees bij erop, dat de huiskamer van aanzienlijke Christelijke families voor de kinderen uit de hoogere standen moet worden geopend, om daar hun Zondag terug te vinden.

12 Alg. Handelsblad 11 Juli 1916 Avondblad, derde blad.

13 Ds. Schuller tot Peursum gaf onlangs in zijn boek: In de Zuiderkerk, Amsterdam, Veen 1916, tien kinderpreeken in het licht, die bij in zijne bediening uitgesproken had voor .... kinderen van tien tot twintig jaar (leerlingen van de Kweekschool voor de Zeevaart, jongens van het opleidingsschip de Wassenaer enz.). Deze leeftijdsgrens is echter naar boven zeker te hoog gesteld.






Please send all questions and comments to Dmytro (Dima) Bintsarovskyi:
dbintsarovskyi@tukampen.nl

x
This website is using cookies. Accept